„Spitsroeden lopen” was vroeger een wrede straf, die in het leger soms werd toegepast. De schuldige soldaat moest dan tussen twee rijen van zijn kameraden doorlopen, die allen gewapend waren met een spitsroede, dat is een puntig rijshout, waarmee ieder hem in het voorbijgaan een slag toediende.
Voor en achter den ongelukkige liepen soldaten met op hem gerichte degens of bajonetten, zodat hij wel genoodzaakt was, zich naar hun bedaarden stap te voegen. Officieren hielden toezicht, dat de manschappen met de roede hun plicht deden.
Tegenwoordig wordt het begrip nog alleen overdrachtelijk gebruikt voor iemand, die op even wrede wijze openlijk aan critiek en beledigingen wordt blootgesteld.