Hoewel het ski-lopen reeds zeer oud is, is de populariteit van de skisport nog van zeer jongen datum.
Reeds in de Middeleeuwen gebruikte men in de Scandinavische landen ski’s of sneeuwschoenen, om met behulp van deze instrumenten de verbinding tussen de verschillende dorpen en hoeven over de dikke sneeuwlaag te kunnen onderhouden. Ook elders in Europa bezochten in de vorige eeuw verschillende doktoren in de bergstreken hun patiënten ’s winters met behulp van deze „latten”, welke ook wel door boswachters werden gebruikt, maar het duurde nog tot in de tachtiger jaren, voordat de sportliefhebbers kwamen opdagen.
Het skilopen levert op gebaande wegen weinig moeilijkheden op, maar op willekeurige sneeuwvlakten is dit anders. Het maken van tochten door de middel- en hooggebergten stelt hogere eisen.
Het „lopen” op de ski’s is niet zo moeilijk, omdat het evenwicht houden, als bij schaatsenrijden, ontbreekt. De kunst van het skiën komt eerst bij het bestijgen of afdalen van steile berghellingen, het maken van bochten en het remmen; in die gevallen speelt evenwicht-houden een grote rol.
De eerste skisportbeoefenaars behielpen zich nog op den primitiefste wijze, daar ze de ware techniek nog niet beheersten. Als ze geen kans zagen hun snelheid met hun stokken te minderen, dan lieten ze zich vallen, iets wat in de sneeuw weinig bezwaarlijk en wel afdoend was. Alleen het weer op de been komen was wel eens moeilijken In de middel- en hooggebergten ontwikkelden de skilopers ieder een eigen techniek. Behalve dat er twee soorten van techniek zijn, zijn er ook twee soorten van skisportbeoefenaars. Aan den enen kant staan zij, die het skiën om de sport beoefenen; de anderen zien in het skiën vooral een middel om tochten te maken.
De verschillende ski-manoeuvres hebben bijna alle aparte namen. De beide belangrijkste en moeilijkste zijn de Christiania en de Telemark, die beide hierin bestaan, dat men tijdens de afdaling in volle vaart met een sprong van richting verandert.
Strekte zich aanvankelijk de kring der skiërs slechts uit tot de bergbewoners en hun naaste buren, langzamerhand hebben ook bewoners van andere streken deze sport leren waarderen. En nu kan men overal in het bergland onderricht en leiding krijgen. Van half Februari tot half Maart is de beste tijd.
Om aan het bezwaar der plattelanders tegemoet te komen, dat het zo lang duurt, voor men er iets van kent, heeft men op vele plaatsen in ons land cursussen georganiseerd, welke hierin bestaan, dat de deelnemers in een lokaal geoefend worden in die lichaamsbewegingen, welke te pas komen bij het skiën, zodat de spieren dus reeds voor hun toekomstige taak geoefend worden.
In onze duinstreek worden de oefeningen dan later voortgezet op werkelijke ski's.
Het belangrijke van de uitrusting is de verzorging van onze voeten: kousen, sokken, waterdichte schoenen en... de ski’s.
De ski’s moeten zo groot zijn, als je zelf bent met omhoog gestrekte armen. De voeten zitten zo aan de latten vastgebonden, dat men bij het lopen de hielen kan op:
tillen en alleen de tenen zitten vast aan de ski’s.
Hij ’t lopen op ski’s komen de latten niet van den grond; om'beurten schuift men ze precies evenwijdig aan elkander voort.
Ook de puntige stokken, met hun wieltjes, een eind boven de punt aangebracht tegen het wegzakken, zijn welbekend.