(scheikundig symbool P) is een element met het atoomgewicht 31. Het komt in de natuur niet vrij voor, maar alleen in verbinding met andere stoffen, voornamelijk in zouten, die men phosphaten noemt.
De belangrijkste zijn natrium-phosphaat en calcium-phosphaat, welk laatste een gewichtig bestanddeel van ons beenderenstelsel uitmaakt. Om het zuivere phosphor uit deze zouten te winnen, wordt in den electrischen oven bij hoge temperatuur het phosphorzuur uit de zouten verdreven; dit zuur wordt daarna door middel van koolstof tot phosphor gereduceerd.
Dit element komt in twee. vormen voor: als witte en als rode phosphor. De witte phosphor is lichtgeel, smelt reeds bij 440 C. en ontbrandt bij die temperatuur, als hij aan de lucht is blootgesteld.
Het is een sterk werkend vergif, dat bij degenen, die ermee werken, zeer ernstige ziekten kan veroorzaken. Daarom is het gebruik ervan bij wetten en tractaten verboden, o.a. in de lucifers-industrie.De rode phosphor is een modificatie van den witten en wordt verkregen door witten phosphor in luchtdichte vaten dagen lang te verhitten tot 240° C. De rode phosphor is niet giftig en heeft in alle opzichten andere eigenschappen dan de witte. Hij komt als een rood poeder in den handel.
De witte phosphor wordt alleen in de chemische industrie gebruikt, voornamelijk tot het drogen van gassen.
