(ook Grote Pier genoemd) was een grote figuur uit de Friese geschiedenis. Hij werd in de tweede helft van de 15e eeuw te Kims geboren, in een tijd, toen de strijd tussen de Geldersen en de Saksers om het bezit van Friesland in vollen gang was.
Pier, een reusachtige, fors gebouwde, blonde Fries, had zich bij de Saksers aangesloten, daar hij de Geldersen, de Hollanders en alles wat verder niet tot den Friesen stam behoorde, als erfvijanden van Friesland beschouwde. Vooral op de Hollanders had hij het voorzien. Als vrijbuiter zwierf hij bijwijlen met een aantal schepen op de Zuiderzee rond, plunderde en verbrandde alle Hollandse schepen, die hij tegenkwam, en wierp de Hollanders zonder genade overboord. Weet je, hoe „greate Pier”, zoals de Friezen hem noemen, uitmaakte, of de opvarenden van zo’n buitgemaakt schip werkelijk allemaal Hollanders waren? Hij liet de mannen een Fries rijmpje opzeggen, dat als volgt luidt:
Bûter, brea en griene tsiis Hwa dat net sizze kin, is nin rjuchte Fries.
Boter, brood en groene kaas Wie dat niet zeggen kan, is geen echte Fries.
De Friezen onder de bemanning brachten het er natuurlijk goed af, doch de Hollanders begonnen te stotteren en moesten hun gestamel onmiddellijk met den dood bekopen, want zachtzinnig of modern-vredelievend was Lange Pier niet.
Ook wordt verteld, dat „greate Pier” verbazend sterk was. Eens toen een paar Hollanders naar Friesland waren gekomen, om hem tot een gevecht uit te dagen en aan hem, die op het land aan het ploegen was, vroegen, waar de beroemde Pier woonde, nam hij de ploeg met één hand op en wees ermee naar zijn eigen huis, zeggende: „Daar woont hij en hier staat hij.” Men vertelt ook, dat de Hollanders toen aan den haal gingen. _ _ Later verdedigde hij Sneek tegen de Bourgondiërs en veroverde hij Hindeloopen. Te Sneek, waar hij gestorven is, kan men op het stadhuis nog zijn zwaard bewonderen, terwijl in de Grote (Hervormde) kerk zijn graf wordt gewezen.