Ook dit woord stamt weer uit de Franse revolutie.
Toen de terreur afgelopen was en Robespierre in Juli 1794 het hoofd op het schavot verloren had, lieten de royalisten — de koningsgezinden — weer van zich horen.
De jonge generatie, teleurgesteld over den gang van zaken tijdens de revolutie, paradeerde met monarchistische gevoelens.
Vooral de burgerlijke jeugd nam deel aan deze beweging en vestigde de aandacht op zich door een zeen opvallende, kleurige, overdreven aandoende kleding te dragen.
Ze gedroegen zich luidruchtig, zwaaiden met een knoestigen stok en spraken geaffecteerd. Bij alles wat ze vreemd vonden, zeiden ze: „C’est incoyable, ma paole d’honneu”, waarmee ze bedoelden: „C’est incroyable, ma parole d’honneur”, „dat is ongelofelijk, op mijn erewoord”, vandaar dat zij ook incroyables werden genoemd.
Kortom, het waren kwasten, die der serieuze monarchistische stroming, welke óók bestond, geen goed deden. Hun vrouwelijke „collega’s” heetten ook incroyables. Iets dergelijks waren de merveilleux en de merveilleuses.