is oorspronkelijk een Grieks woord, dat „klein lied” (klein lied om te zingen) betekent. In de letterkunde wordt onder een idylle verstaan een beschrijving van een tafereeltje uit het eenvoudige, natuurlijke leven van een — heel dikwijls gefantaseerde« — gouden tijd, toen de mensen dicht bij de natuur oprecht en eenvoudig leefden en geen hoge eisen aan het leven stelden.
Vooral in moeilijke tijden grepen de dichters vaak, als een soort reactie, terug naar de idylle, waarin het leven van eenvoudige herders, jagers en vissers beschreven werd.Door velen wordt het bijbelboek Ruth als een idylle beschouwd. De Grieken dichtten veel idyllen en onder de Romeinse idyllendichters neemt Virgilius een eerste plaats in. Verder noemen wij in Italië Tasso en Guarini, in Duitsland Goethe, in Engeland Edmund Spenser en in ons land o.a. Poot (met zijn navolging van de herdersgedichten der ouden), Hooft en Vondel.