Men zou allicht denken, dat het giro-verkeer pas uit den laatsten tijd dateert; in ieder geval pas uit den tijd, dat het geld algemeen als ruilmiddel werd gebruikt. Niets is echter minder waar.
In 'het oude Egypte kende men al giro-verkeer, dus lang voordat er geld bestond.Daar Egypte veel graan voortbracht, werden de verbouwers in de gelegenheid gesteld hun graan geheel of gedeeltelijk in daarvoor bestemde rijks-schuren op te slaan. Had men nu aan iemand een betaling te doen, dan zond men hem bericht, dat een deel van dat opgeslagen graan op zijn naam was overgeschreven; het graan bleef daarbij echter liggen, waar het was. Degene, in wiens bezit het graan was overgegaan, kon er over beschikken en er bijv. op zijn beurt een betaling mee doen. Dit overschrijven heet gireren en dit giroverkeer met graan was toen mogelijk, omdat graan een overal voorkomend product was en de prijs weinig veranderde. Hierdoor was het mogelijk de waarde van goederen in hoeveelheden graan uit te drukken.
Later verstond men onder giro-verkeer alleen nog maar het overboeken van geld van de ene rekening op de andere, wat aanvankelijk vooral veel in Italië geschiedde (vandaar het Italiaanse woord: „Giro”).
Reeds onder de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën werd dit stelsel toegepast door de Amsterdamse Wisselbank, bij welke het mogelijk was metaalgeld, dat zij in haar kelders in bewaring had, op rekening van een ander te doen gireren.
Het giroverkeer tussen de banken breidde zich geleidelijk uit, doch over het geheel zeer langzaam; op het vasteland van Europa veel langzamer dan b.v. in Engeland en Amerika. Eerst toen ten onzent zich de staat (via de post) ermee ging inlaten, ontwikkelde dit verkeer zich enorm.
Het grootste deel van het giroverkeer in Nederland loopt dan ook over den postchèque- en girodienst. Rekeninghouders moeten er steeds een klein bedrag laten staan — namelijk vijf gulden —; uit het overige kunnen zij betalingen verrichten en op diezelfde rekening kunnen zij betalingen ontvangen. Tot het doen van overschrijvingen heeft iedere rekeninghouder een boekje met giro-biljetten, waarop de opdracht tot overschrijving kan worden gesteld. Ten blijke, dat de opdracht is uitgevoerd, ontvangen zowel diegene, die deed afschrijven, als degene, bij wien bijgeschreven werd, bericht met vermelding van het nieuwe saldo bij den postchèque -en giro-dienst. Heeft degene, die ontvangen moet, geen rekening bij dezen dienst, dan kan de rekeninghouder hem door middel van een postcheque het hem toekomende doen uitbetalen.