was de naam van een koperen munt, die van de 16de eeuw tot 1816 in ons land gangbaar was. Een duit was meer dan een halven cent, maar nog geen cent waard: er gingen 8 duiten in een stuiver, vandaar dat men in sommige streken van ons land nu nog een 2 ½ -centstuk een „vierduitstuk” noemt.
Soms hoort men ook nog de uitdrukking ,,’t is geen duit waard”, als men zeggen wil, dat iets volkomen waardeloos is.