Wat is de betekenis van duit?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

duit

duit - Zelfstandignaamwoord 1. (numismatiek) een Nederlandse munt van vóór het begin van de negentiende eeuw, een honderdzestigste deel van een gulden Acht duiten waren een stuiver waard, maar bij de VOC gingen er maar vier in een stuiver om smokkel door zeelui te voorkomen. Uitdrukkin...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

duit

duit - zelfstandig naamwoord 1. munt van vroeger ♢ de ridder droeg een zak met duiten 1. ik heb geen rooie duit meer [geen geld meer] 2. dat kost een aardige duit ...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

duit

ou Nederlandse kopermuntstuk; geld in algemeen; kleinste denkbare bedrag.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Duit

s., duit; eenkostend, duites.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Duit

m. (-en), 1. oude koperen munt, het achtste deel van een stuiver; nog wel gehoord in vier duiten, een halve stuiver; — hij zou een duit in tweeën bijten, is zeer gierig; — (spr.) ook een duit in ’t zakje doen, een woordje meespreken, het zijne bijdragen; — oneig.: geen duit, niets (ook wel al...

2024-04-25
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Duit

naam van een in Nederland van de 17e eeuw tot 1816 geldige koperen pasmunt. 8 duiten = 1 stuiver.

2024-04-25
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

DUIT

is de naam van een in Nederland van de 17de eeuw tot 1816 in omloop geweest zijnde koperen pasmunt. Acht duiten hadden de waarde van een stuiver. Vandaar de nog in sommige streken van Nederland gebruikelijke uitdrukking vierduitstuk voor een 2½-centstuk. De duiten werden niet alleen voor het gehele land, maar ook voor afzonderlijke pr...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

duit

m. -en(1 koperen Ned. munt van 1700-1847; de waarde; 2 in het mv. geld; 3 het kleinst denkbare bedrag): 1. een — was ⅛ stuiver; dit kost vier -en ( = 2,5 ct); zegsw. (ook) een — in ’t zakje doen, a) het zijne bijdragen, b) een woordje mee laten horen; die broeders lijken elkaar op een —, sprekend; 2. ’t is om de -en;...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Duit

oud-Ned. munt (v. 1700/1847), waarde Vs stuiver.