Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Drost

betekenis & definitie

(of drossaert) was in vroeger tijd de naam van een hoveling, wiens bizondere taak het was, om bij de maaltijden van den koning den schotel vast te houden of in het algemeen voor de tafel te zorgen.

In de Middeleeuwen veranderde de betrekking van den drost: hij oefende toen tezamen met schout en schepenen rechtspraak uit, in den regel tenminste voor zover het burgerlijke zaken betrof.

Onder de republiek der Verenigde Nederlanden waren de drosten personen, die op het platteland met de rechtspraak waren belast.

Je hebt allen wel eens gehoord van den dichter P. C. Hooft, die drost van Muiden was.

Bij de constitutie van 1806 werd bepaald, dat het bestuur der gemeenten geheel in handen van den drost zou komen. Tijdens de regering van koning Lodewijk Napoleon stonden landdrosten aan het hoofd der kwartieren (onderdelen van het Rijk) en waren met de uitvoering van wetten en bevelen van het centrale gezag, met het toezicht op de politie en het bestuur der gemeenten binnen hun kwartier belast.

Bij de grondwet van 1813 zijn de drosten evenwel verdwenen.