Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Zinnendorf (Johannes Willem von)

betekenis & definitie

ZINNENDORF (JOHANNES WILLEM VON) Heette eigenlijk ELLENBERGER, en verkreeg den naam van ZINNENDORF, nadat hij tot zoon was aangenomen door den broeder zijner moeder.

Hij was 1e. Generaal, staf-medikus en chef van de Pruissiesche Militaire geneeskundige dienst, geboren te Halle, 10 Augustus 1731, overleden 6 Junij 1782. Hij was reeds vroeg een ijverig lid van de Strikte Observantie, waar hij prior van Templin en oud-Schotsch Oppermeester der Loge zu den drei Weltkugeln was, en den naam van Eques a Lapide nigro voerde. Gegronde verdenking van zijne regtschapenheid deden hem echter daar uitsluiten, hoewel er veel van het door hem ingemengde zuurdeesem achter bleef, en niet te gelijk met hem werd uitgeworpen. Hij had onder anderen, ten einde eene verbindtenis met het Zweedsche Ordes-Kapittel tot stand te brengen, en zich in het bezit van zijne Ritualen te stellen, een zijner vertrouwden en handlangers (HANS KAREL BAUMAN, Kandidaat in de godgeleerdheid en in de Strikte Observantie, Orde Eques a barbore genaamd), in het midden van het jaar 1765, buiten weten en toestemming zijner mede-Broeders van het Berlijnsche Ordes-Kapittel, naar Stockholm afgezonden, en dezen 1100 Thaler (♱ 1980) medegegeven, welke hij uit de kas der Orde had genomen. Om nog meer andere redenen uitgeworpen zijnde, verkondigde hij luide, dat hij in het bezit was gekomen van verheven klerikale kundigheden, welke hem uit Zweden waren medegedeeld.

Hij verklaarde tevens, dat de Strikte Observantie niets dan bedrog was, verschafte zich aanhang, en vertoonde zich als stichter van een nieuw stelsel, dat de ellendigste huichelarij met de grootste onverdraagzaamheid vereenigde. Dit was de kiem en het stelsel der Grosse Landes-Loge von Duitschland, te Berlijn. De middelen en kunstenarijen, door hem te werk gesteld, zijn van dien aard dat er door BB, die hem door en door kenden, openlijk is verklaard: ZINNENDORF was een snoodaard; men zoude voor hem uitspuwen, indien men zekere daden van hem vernam (en men kon er mededeelen); want hij bedroog en zocht te bedriegen.

< >