ONDERWERPINGS-AKTE, (De) of Akte van Obedientie, der voormalige Loges van de Strikte Observantie van het gerectificeerd systema van HUND, luidde aldus: Nademaal wij ondergeteekenden hebben vernomen, dat er buiten de Loges der late Observantie, welke ons sedert dien tijd in Duitschland alleen bekend waren, nog andere, onder den naam van Strikte Observantie, bestonden, welke het van overoude lijden overgeleverde en tot op dezen tijd voortgeplante Rituaal, volgden, en oppersten (opperhoofden of oversten) aannemen en erkennen, zoo zien wij hiermede na rijp beraad en vrijwillig et sine ulla reservatione (zonder eenig inwendig voorbehoud) af van alle gebruiken en pligten der ruime Observantie, en onderwerpen ons hierbij aan de Ritualen der Strikte Observantie, hoofdzakelijk echter aan zijn Hoog-Eerw en Genadigen, den Heer Provinciaal der 7de provincie en van alle Duitsche Metselaars (zie het Art. HUND), en erkennen hoogstdenzelven voor ons ware opperhoofd, en beloven hierbij plegtig:
1o. Den voornoemden Heer Provinciaal, of dengene welke door de verheven Orde na hem mogt worden gekozen, gelijk ook hun, welke door hoogstdenzelven voor het tegenwoordige en de toekomst, in zijne verhevenheid aangesteld, en als speciale opperhoofden boven ons zijn gesteld, zonder eenige uitzondering, en zoo veel in ons is en onze krachten zulks toelaten, de gestrengste gehoorzaamheid te bewijzen. Wij willen ons
2o. Aan hoogstdenzelven en zijne verordeningen, in twijfelachtige of andere
gevallen, vooral echter als het eene of andere Loge der late Observantie betreft, of wat daarop betrekking heeft, onderwerpen, en al datgene, wat ons door onze overheden ten beste der Orde, door middel onze respektieve opperhoofden wordt bevolen te doen of te laten, zonder grens, steeds en altijd volbrengen, ook zonder te onderzoeken, ten welken einde dit geschieden en dat nagelaten moet worden. Verder beloven wij
3o. Van alles over het algemeen wat wij in de Loge, vooral ook bij receptiën hooren, zien of vernemen zullen, het diepste stilzwijgen te bewaren, en geen V. M. die niet hieronder door zijne handteekening tot de Strikte Observantie is toegetreden, noch iemand, hij zij van het mannelijk of vrouwelijk geslacht, daar van het allerminste te ontdekken, of hem er, op eenigerhande mogelijke wijze, eenig narigt van te geven; nog minder ons buiten voorkennis onzer opperhoofden in te laten met eenige korrespondentie de V. M. betreffende, en ook alle desbetreffende aan ons gerigte brieven van dien aard, ons toegezonden, dadelijk aan onze overheden te overhandigen, en hun bevel omtrent het daar op te geven antwoord af te wachten. Eindelijk willen wij
4o. De door onze respektieve oversten en verheven opperhoofden, ons tot onze verbetering opgelegde straffen, gewillig en zonder wederstreven ondergaan, en
5o. Niemand, hij, zij, wie hij zij, die hiertegen iets mogt inbrengen, het minste gehoor verleenen.
Dit alles beloven wij, bij onze eerste geloften (Pflichten), welke wij bij de toetreding in de Orde hebben afgelegd, op verbeurte van onze eer en het eeuwig aanschouwen van God.