Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Lessing, (Gothold Ephraïm)

betekenis & definitie

LESSING, (GOTHOLD EPHRAïM) hertogelijk Brunswijksch Hofraad en Bibliothekaris te Wolfenbuttel, geboren te Camenz, in de Opper-Lausnitz, den 22sten Januarij 1729, overleden 15 Februarij 1781. Als een der voornaamste Duitsche geleerden, heeft hij zich bij de Vrijmetselaars Broederschap door een Maçonniek werkje beroemd gemaakt, zijnde: ERNST en FALK, Gesprekken voor Vrijmetselaren, benevens het vervolg daarop. In dit werkje ontvouwt hij, als wijsgeer en V:.M:., op scherpzinnige wijze, een gedeelte van het doel der V:.M:. voor den denkenden lezer. Wat nogtans het historiesche gedeelte betreft, begaat hij daarin onderscheidene misslagen, en levert daardoor het bewijs, dat hij de studie van het ontstaan en den voortgang der V:.M:., niet grondig genoeg voortgezet hebbe. Dit is destemeer te bejammeren, dewijl niemand beter dan hij, die zoo scherpzinnig was, in staat ware geweest een uitmuntend werk te leveren, zoo hem de echte bronnen ter dienste hadden gestaan.

De toen in Duitschland heerschende stelselzucht, en het jagen naar hoogere graden, waren ook oorzaak, dat men de echte V:.M:. (die der JOHANNES-graden) verwaarloosde, of, wat erger is, opzettelijk verkeerd behandelde, waardoor de aangenomene dadelijk op een verkeerd standpunt werd gebragt. De gesprekken zijn bij herhaling in andere ook de Nederduitsche talen overgebragt. Wat den stijl dier gesprekken betreft, moet men erkennen dat zij al die eenvoud, dat zoete, al het diepzinnige, die gelukkige mengeling van scherts en ernst bezitten, welke men in de zamenspraken van PLATO bewondert. Zijn broeder K.G. LESSING, direkteur van de Munt, heeft zijne levensgeschiedenis uitgegeven.

< >