Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Larmenius. (Jean Marcus)

betekenis & definitie

LARMENIUS. (JEAN MARCUS) In 1806, werd te Parijs, door middel van in menigte verspreide circulaires, aangekondigd, het bestaan van het genootschap, geheeten: de Orde van den Tempel, met de installatie van een huis van inwijding, eene groote postulantie en een groot aartsbisschoppelijk Convent. De hoofden van deze Broederschap verhaalden, dat JACOB MOLAY, in de Bastille zittende en de naderende afschaffing der Tempel-Orde voorziende, tot zijnen opvolger een' zekeren JEAN MARCUS LARMENIUS had benoemd, wien hij de magt gaf om de Orde te herstellen, en haar zelfs na zijnen dood te besturen; dat werkelijk na de teregtstelling van MOLAY, LARMENIUS zich belast had met het geheim bestuur der Orde van den Tempel, welker overschot zich om hem geschaard en zijn gezag erkend had; dat hij eene oorkonde had opgesteld, opdat de Orde bij zijn overlijden niet zonder opperhoofd zou zijn, en dat hij het Grootmeesterschap daarbij had vermaakt aan den Ridder THEOBALD, van Alexandrië, aan wien hij het vermogen had verleend, om insgelijks eenen opvolger aan te wijzen; dat op deze wijze de Orde van den Tempel voort had geduurd en de waardigheid van Grootmeester, uit die afgelegen tijden, tot op onzen tijd was voortgezet. Tot staving van al dit beweerde, vertoonde het nieuwe genootschap:

1o. Het oorspronkelijk Charter van overdragt door LARMENIUS, geschreven in hieroglyphische letters op een groot blad perkament, naar den smaak dier tijden versierd, metgothiesch bouwkunstige teekeningen, randversieringen, gekleurde en verzilverde letters, gezegeld met den krijgsstempel der Orde, en houdende:

‘eigenhandig’, de aannemingen der Grootmeesters van LARMENIUS af;

2o. de statuten der Orde, herzien in 1705 en geteekend, PHILIPS van Orleans. Later bragt men nog ter versterking van die bewijzen, te voorschijn: een koperen relikie-kastje, in den vorm eener gothiesche kerk, bevattende vier stukken van verbrande beenderen, aan de brandstapels, van de martelaars der Orde, ontnomen; een ijzeren degen met eenen bal van boven, waarvan JACOB MOLAY zich zou bediend hebben; een ijzeren helm met goud versierd, naar gissing dien van GUY, den broeder des Dauphins van Auvergne, een bovenstuk van een bisschopsstaf en drie myters, die als dekoratiën der Orde hadden gediend, enz. Daar het geheim van dit historiesch bedrog, in het bezit van vele personen was, kan het geene verwondering baren, dat het ontdekt werd.

< >