Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Jakob II

betekenis & definitie

1.JAKOB II, Koning van Groot-Brittanje, geboren den 16den October 1663, kwam aan de regering in 1685, werd in de maand December 1685, wegens zijne blinde gehoorzaamheid aan de Pauselijke leer, en de daardoor geschonden staatsgrondwetten, de regten en vrijheden zijns volks, onttroond, waarop zijn schoonzoon, Prins WILLEM van Oranje en Stadhouder der Vereenigde Nederlanden, als WILLEM III, tot Koning verklaard werd. JAKOB vlugtte in 1689 naar Frankrijk (zijne moeder was de zuster van LODEWIJK XIV), waar hij op het Koninklijk Slot te St Germain en Laye, op den 16den September 1701, overleed. Dewijl hij geen Vrijmetselaar was, zoo werd de KA KA onder zijn bestuur veronachtzaamd.

2.JAKOB II, Koning van Schotland, geboren in 1430, overleden in 1460, benoemde WILLEM SINCLAIR, Baron van Roslin, Graaf van Orkney en Catness, tot belooning van zijne aan de Broederschap en aan de Koninklijke familie bewezene diensten, tot erfelijk Grootmeester der Vrijmetselaren in Schotland. Zie ROSLIN.

< >