Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Hieroglyphen

betekenis & definitie

HIEROGLYPHEN. Geheime beeldspraak, voornamelijk die der oude Egyptenaren, welke of ten halve gesneden, of gegraveerd, of geschilderd, of somtijds ingedrukt werden; eene ligchamelijk beeldrijke daarstelling van denkbeelden, zinsneden en woorden. De kennis der heilige beeldspraak, of de verklaring der hieroglyphen, was eene voor de Egyptische Priesters onontbeerlijke wetenschap, welke allen zich moesten eigen maken, die tot hoogere kennis wilden komen. De drang, om zijne denkbeelden aan anderen algemeen mede te deelen, de noodzakelijkheid, om den volke met de blijvende wetten bekend te maken, en zekere gebeurtenissen aan de nakomelingschap over te leveren, bragten de Pheniciërs, Ethiopiërs, Etruriërs en Scyten in het noorden, de Chinezen in het oosten, de Mexicanen in het westen, op den inval, zich van zekere figuren te bedienen, welker beteekenis algemeen aangenomen was, en die als een bekend voorstellingsteeken golden van de woorden, die zij uitdrukten. De scherpzinnigheid der Egyptenaren bragt het daarin, zoo als in vele andere wetenschappen, in korten tijd tot eenen hoogen graad, en ieder wist zich in het beeldschrift goed uit te drukken.

Zij gebruikten het krijt, of den beitel; teekenden op hout, of groeven in steen, de gedaante van een dier, van eene plant, of van een ander voorwerp, en de voorbijgangers lazen met vaardigheid den, volgens de algemeene afspraak, in de beelden gelegen zin. In den voorhof van den Tempel te Saïs zag men een kind, een oud man, een' gier, een' visch en een zeepaard, en niemand was er, die niet de waarschuwing der Priesters verstond: ‘Gij allen, die in de wereld treedt en dezelve weder verlaat, weet, dat de Godheden de schaamteloosheid haten.’ Zoo herkende iedere familie de ligchamen zijner voorouders aan de op de mumiën geteekende figuren, en vereeuwigde hunne daden door de teekens die op de kolommen gegraveerd waren.Deze beelden steeds af te malen, moest gewis zeer bezwaarlijk vallen. Wat was dus natuurlijker, dan die te verkorten, en in plaats van figuren, alleen de omtrekken derzelve te teekenen. Zoo werd een cirkel het beeld der zon, een halve cirkel dat der maan. Deze schrijfwijze werd eenigermate tot eenen middelweg tusschen het beeld- en letterschrift.

Eene zoo nuttige uitvinding konde voor het algemeen niet verborgen worden. Evenwel moesten de Priesters hunne kennis voor de oningewijden bedekken. Zij vonden alzoo voor zich zelven andere schriftteekens uit, die wel is waar geleken naar de schrijfwijze des volks, maar daaraan niet volkomen gelijk waren.

H ERODOTUS noemt de eerste de Epistolische en de andere de Hierogrammatische schrijfwijze. Om de laatste nog onverstaanbaarder te maken, gaven zij aan ieder teeken, behalve den gewonen, nog eenen mystieken zin, welken de ingewijde alléén wist te verklaren. De oningewijde zag, bij voorbeeld, in het beeld, of in het teeken der zon en maan, de Osiris en Isis; in mystieke beteekenis was de zon de opperste eenige Godheid, de oorzaak van al het goede, en de maan het beeld van de almagt des Scheppers; dikwijls nog beteekende de zon, den geest en de vuurdeelen, en de maan daarentegen de aard- en waterdeelen, aan welke als werkende oorzaken der schepping de lucht haar aanzijn had te danken. De Priesters schiepen zich alzoo uit deze hieroglyphen eene eigen spraak, welke daarin bestond, dat zij verscheidene voorwerpen met de namen der hieroglyphen benoemden, welke zij voorstelden. In deze spraak en dit schrift aan den tempel en der Priesters eigen, schreven de Egyptische Priesters hunne heilige jaarboeken, en in deze hieroglyphen hulden zij hunne geheimenissen.

De hieroglyphen der Vrijmetselaren, welke in eenen wezenlijken zamenhang staan, worden als het alphabeth hunner onderrigting beschouwd.

De gebruiken onder de Vrijmetselaren hadden altijd gelijkheid met die der Egyptenaren, welker wijsgeeren niet genegen waren, hunne geheimen aan de nieuwsgierigheid van den gemeenen hoop prijs te geven, en daarom de grondregels hunner geleerdheid en philosophie achter hieroglyphische figuren en allegorische zinnebeelden verbergden. Ook drukten zij hunne begrippen over het regeren door teekens en zinnebeelden uit, die zij den Magiërs, of ook de navorschers der wijsheid mededeelden, onder de verpligting, van dezelven nimmer aan anderen te ontdekken. Zoo ontstonden de leerscholen van PYTHAGORAS, en ook in lateren tijd verscheidene Orden. De Vrijmetselarij daarentegen is iets waarvan men zich gemakkelijk kan overtuigen onder alle genootschappen die ooit bestonden, niet alleen het oudste, maar ook dat, wat het allermeest op zedelijkheid gegrond was. In haar bestaat niet het geringste teeken, of trek, of figuur afgebeeld, die geene zedelijke beteekenis heeft, en niet strekt om allen die tot haar behooren, de echte grondstellingen der deugd in te scherpen. Iederen dag vorderingen in de wetenschap te maken, is de verpligting van elk Vrijmetselaar, zoo als het uitdrukkelijke voorschrift onzer algemeene wet luidt; immers welk oogmerk kan edeler zijn, dan ons ernstig streven naar deugd? welke beweeggronden aanlokkender, dan onze oefening in de geregtigheid? en welke onderwijzingen heilzamer, dan eene naauwkeurige verklaring van deze symbolische mysteriën, welke dienen, om het verstand te verlichten en te versieren? Hoe meer deze zinnebeelden in de oogen vallen, des te meer trekken zij de opmerkzaamheid tot zich, prenten zoodanige omstandigheden in het geheugen, uit welke altijd gewigtige en ernstige waarheden voortvloeijen.

Van daar is dan ook door de Vrijmetselaars in het algemeen de methode aangenomen geworden, om de grondleeren hunner Orde door beelden en allegorische voorstellingen levendig te houden en in het geheugen te prenten, en om daardoor te verhoeden, dat hunne geheimen niet ontwijd wierden door onervaren en onvoldoend voorbereide nieuwelingen. Het is overigens onmogelijk, dat een oningewijde uit de Magonnieke hieroglyphen, symbolen en allegoriën eenige wetenswaardige wetenschap zoude kunnen leeren, of uit dezelve zoude kunnen opmaken, wat daarin ligt, hoe rijk ook de beteekenis voor den ingewijde moge zijn.

De naam eindelijk is afgeleid van het Grieksch, dat zamengesteld is uit de beide woorden heilig en stempelen of insnijden.

< >