CONVENT VAN PARIJS. Verschillende wijzigingen hadden den zin der symbolen en de strekking der Broederschap in eenige landen uit het oog doen verliezen. Men moest dat alles op nieuw tot een voorwerp van studie maken, en er waren zoo vele dwalingen voortgeplant, dat niemand zich meer in staat gevoelde, om zulk een kluwen te ontwarren. Eenige onderzoeklievende mannen besloten een beroep te doen op alle kundige Vrijmetselaars, ten einde op eene algemeene bijeenkomst alle verzamelde inlichtingen kortelijk zamen te trekken. Dit was de aanleiding tot het Convent van Parijs, dat in 1785 door de Broederschap der Philaleten aldaar werd bijeen geroepen.
Reeds in 1784 waren de beschrijvingsbrieven gezonden aan alle aanzienlijke Vrijmetselaars van Frankrijk en het buitenland, en zelfs aan alle personen, die, ofschoon niet tot het Maçonniek genootschap behoorende, echter de verborgen wetenschappen beoefenden, of zich aan nasporingen wijdden, die met de hoogere graden in verband stonden. Onder deze laatsten behoorden de kaartlegger ETEILLA en de magnetiseur MESMER. Bij de convocatiebrieven ging eene reeks vraagstukken, waarin men las: ‘Wat is de wezenlijke aard der Ma9onnieke wetenschap? Welken oorsprong moet men haar toekennen? Welke genootschappen of bijzondere personen hebben die wetenschap oudtijds bezeten en ze tot ons overgebragt? Bij welke Broederschappen of bijzondere personen is zij thans inderdaad berustende? Staat de Maç. wetenschap in verband met de verborgene wetenschappen? Welke Ritus onder de thans bestaande, zou het meest geschikt zijn, om in de ware Maçonnieke wetenschap vorderingen te doen maken?’ Het Convent hield den 13den November 1784 eene inleidende vergadering. Het voorzitterschap van deze werd opgedragen aan den Broeder SAVALETTE DE LANGES; tot Secretarissen werden benoemd de Baron VON GLEICHEN en de Markies CHEFDEBIEN, de eerste voor de Hoogduitsche- en de andere voor de Fransche taal. Er werd voorlezing gedaan van de brieven van Prins FERDINAND van Brnswijk, van den Markies DE SAINT-MARTIN en van Doctor MESMER, waarbij deze hunne weigering te kennen gaven, om deel te nemen aan de verrigtingen van het Convent. Later weigerde de Markies DE LAROCHEFOUCAULD almede de vergadering bij te wonen, aangezien de Moeder-Loge van den wijsgeerigen Schotschen Ritus, waartoe hij behoorde, aan alle op zich zelve staande Broeders harer leer, verboden had, eenige inlichting te geven omtrent de door haar gevolgde stellingen.
Den 19den Februarij 1785 had de plegtige opening van het Convent plaats. De reglementen, volgens welke de beraadslagingen moesten behandeld worden, waren het eerste, men kan zelfs zeggen het eenige onderwerp, waarmede men zich bezig hield. Er werd besloten, dat CAGLIOSTRO in de vergadering zoude geroepen worden. Hij beloofde er te komen; doch weinige dagen daarna gaf hij een manifest uit, waarbij hij vorderde, dat men vóór alles de archieven ten vure zoude doemen. Ook ontving het Convent in de maand April een schrijven van de Sagesse Triomphante, Moeder-Loge van den Egyptischen Ritus te Lyon, geteekend door den achtbaren Meester SAINT-COSTART en de voornaamste Opzieners der Loge, waarbij zij er op aandrongen, dat het Convent, naar den wil van den Groot-Kopte CAGLIOSTRO, den Egyptischen Ritus zoude aannemen en zijne archieven vernietigen.
Het voorstel was netelig. Zich te laten inwijden in de mysteriën van CAGLIOSTRO, ging nog aan, maar archieven te verbranden, die met zoo veel zorg, nasporing en tijd waren bijeenverzameld, daartoe konden de Philaleten in gemoede niet besluiten. Eene formele weigering zou hen beroofd hebben van het licht, dat zij bij de zittingen van het Convent, uit de mededeelingen van den Groot-Kopte, hoopten te ontvangen; zij onthielden zich dus van deze, en sloegen een bedekt zijpad in, waardoor alles had kunnen vereffend worden, zoo niet CAGLIOSTRO eene zwarigheid had opgeworpen, die hij onoverkomelijk moest oordeelen, en welke hem ontsloeg van tegenwoordig te zijn bij eene vergadering, waar men hem zoo gemakkelijk had kunnen doorzien. Het Convent had aan de Loge der Sagesse Triomphante geantwoord, dat haar schrijven, als ook het manifest van cagliostro, wel konden gerigt zijn aan eene eigenlijk gezegde Loge, maar niet aan eene bijeenkomst van Vrijmetselaars van verschillende landen en ordesregelen, wier kortstondige vereeniging moest ophouden, zoodra haar bijzonder doel was bereikt; dat het Convent, volgens die bedenking, de beide stukken had gezonden aan de Loge der Amis Réunis, het middelpunt van den ordesregel der Philaleten, welke Loge alleen kennis van dezelve kon nemen en daarover beslissen, indien daartoe aanleiding was; dat niettemin de Loge der Sagesse Triomphante werd uitgenoodigd, om afgevaardigden te benoemen tot het bijwonen van de vergadering, en tot het geven van alle inlichtingen, die niet in strijd waren met hare pligten, en die de waarheid openbaar konden maken. CAGLIOSTRO, die slechts een voorwendsel zocht, om zijn woord te kunnen intrekken, vond het in dit antwoord. Hij schreef dus aan de vergadering, dat, aangezien zij een onderscheid zocht daar te stellen tusschen het Convent en den ordesregel der Philaleten, om aldus langs een' slinkschen weg de archieven van de verlangde vernietiging te redden, en zij bij gevolg weigerde, zich te onderwerpen aan de haar opgelegde voorwaarden, derhalve ook alle betrekkingen tusschen haar en hem, van dit oogenblik af moesten ophouden.
Ofschoon de Leden van het Convent bijna algemeen van gevoelen waren, dat CAGLIOSTRO niets anders, dan een kwakzalver was, had men echter niet geaarzeld, hem uit te noodigen, ten einde in staat te zijn, indien dit gevoelen gegrond was, hem te ontmaskeren, of, ingeval hij werkelijk de wetenschap bezat, waarop hij pochte, partij te trekken van de inlichtingen, die hij kon geven. Om eene dergelijke rede besloot men ook, ondanks zijn laatsten brief, met hem in ruggespraak te treden, en zelfs, zoo het noodig en niet met de eere in strijd was, hem eenige inwilligingen te doen. Tot dat einde zond men hem eenige Broeders. Hij ontving ze met onderscheiding, en bood aan, om eenige Leden van het Convent, die men hem zou aanduiden, in de mysteriën van zijn' Ritus in te wijden, ten einde zoo veel mogelijk het doel, hetwelk de vergadering beoogde, te bereiken. Maar op het eigen oogenblik, dat de vergadering zich gereed maakte, om de Metselaars te kiezen, die de inwijding tot den Egyptischen Ritus moesten ontvangen, bedacht CAGLIOSTRO zich andermaal, schreef een nieuwen brief, waarin hij zich beklaagde, dat men zijne woorden verkeerd had uitgelegd, en verklaarde, dat hij vast hield aan hetgeen hij had besloten, en alzoo de Egyptische inwijding noch aan de vergadering, noch aan een gedeelte harer leden zoude geven, dan nadat de archieven, waarop men zoo veel prijs stelde, zouden verbrand zijn. Van toen af werd alle onderhandeling afgebroken.
Dit voorval hield de zittingen van het Convent voor een goed deel bezig; het werd den 26sten Mei gesloten en had, gelijk wij reeds zeiden, geenerlei uitkomst.
De Philaleten riepen in 1787 een tweede Convent bijeen. Daar beredeneerde men een hervormingsplan, door den Prins van Hessen-Darmstadt ingezonden, hetwelk, na vele debatten, werd verworpen; daar las men een verslag over eene nachtwandelaarster, die in hare magnetische crisis als een doctor geredeneerd had over bovennatuurkunde en theosophie. Het Convent hield 29 zittingen, bijna even nietsbeteekenend als die, welker onderwerpen wij daar noemden. Van dag tot dag verminderde het getal der aanwezigen. De Voorzitter, Broeder SAVALETTE DE LANGES, wel voorziende, dat deze vergadering, gelijk de vorige, zou mislukken, sprak zelf de sluiting uit. Alzoo was niet een der vraagstukken, die aanleiding tot de bijeenkomst gegeven hadden, opgelost, en de oorsprong, de aard en het doel der Maçonnerie werden er niet eens aangeraakt en nog veel minder behandeld.