[Lat. passio, van pati = lijden, passus sum = ik heb geleden]
1 het lijden, spec. het laatste lijden van Jezus; voorstelling daarvan; oratorium daarover (bijv.: Matthaus Passion van J.S. Bach);
2 hartstocht, hartstochtelijke liefde;
3 hartstochtelijke liefhebberij, zucht die tot hartstocht geworden is.