Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Richard

betekenis & definitie

m

Tweestammige Germ. naam waarvan het eerste lid overeenkomt met Ndl. rijk, in de oorspr. betekenis ‘machtig, aanzienlijk’ (zie -rik-). In Germ. namen komt het woord al in de 1e eeuw voor. Het tweede lid is -hard ‘hard, sterk, stevig’ (zie -hard-). Via de Normandische vorsten kwam de naam naar Eng. en werd daar heiligen- en koningsnaam, waardoor hij veel populariteit verwierf en ook weer invloed had op het vasteland. Er zijn drie Eng. vorsten geweest van deze naam, waaronder Richard Leeuwenhart. Voorts: koning Richard de Heilige, minder juist 'koning van de Angelsaksen' genoemd, vader van St.-Willibald, Wunibald en Walburga, gest. ca. 720 in Lucca; kerk. feestdag: 7 febr. (het is de vraag of deze Richard wel bestaan heeft).

Een andere Eng. heilige is Richard, in 1236 kanselier van de universiteit in Oxford, in 1244 bisschop van Chichester; gest. 1253; kerk. feestdag: 3 apr. Ook de figuur van Richard Leeuwenhart, geromantiseerd door Scott in zijn ‘Ivanhoe’ (1820), zal veel hebben bijgedragen tot de populariteit van de naam, ook op het vasteland. In Ndl. was de naam in de middeleeuwen al veel in gebruik: Rikardus, Gent 1029-31 (Tavemier-Vereecken); Holl. 14e eeuw: Ritsart, Ritsaert.