Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Gepubliceerd op 19-12-2020

Heil

betekenis & definitie

I.m -> Heile.

II. (Du.) heil-

Germ "chailaz; Got. hails ‘gezond'; Oudhoogduits heil 'gezond, gered'; Ndl. heel; Oudsaksisch hêl ‘gezond, ongedeerd'; Oudfries hêl; Oudeng. hêl 'gezond, ongeschonden’, Eng. whole; Oudnoors heill 'gezegend, van goede voortekens begeleid’. Buiten het Germ. is verwant Welsh coel ‘goed voorteken’ en mogelijk Oudindisch kályas ‘gezond’ en Gri. kalos 'schoon’. Vgl. ook Ndl. heil.