Gepubliceerd op 16-11-2020

Wientapper Wientepper Wiêntêmper Wijntapper Windhapper Wingtèpper Weinddepper Wendtapper

betekenis & definitie

Volksnamen in de zuidoostelijke helft van ons land voor de Tapuit ←. Nog vele andere varianten bestaan er, en voor nog andere Zangvogels worden ze gebruikt, ja zelfs voor Libellen [Hogerheijde 1982].

Etymologisch identiek (na verbastering) met het eerste deel van de ss. zijn de eerste delen van Vindersfeep ← en Vennenfeep ←, alsmede die van Viedepper, Wietek, Fietek, Vitop en Fitop ←.Uit de vele vormen en uit de vele soorten die het betreft, mogen we opmaken dat de volksetymologie zich van deze 'naam' (als we het enkelvoud tenminste willen gebruiken) heeft meester gemaakt omdat men het grondwoord al snel niet meer begreep.

ETYMOLOGIE B&TS 1995 (p.194) schrijven: "Meestal wordt deze groep namen in verband gebracht met de bukkende bewegingen van de vogel, zoals iemand die maakt bij het tappen van wijn uit het vat." vDE 1993 heeft deze bukkende bewegingen van een tappend persoon ook in verband gebracht met de naam Tapuit ←. Onder Tapuit is uiteengezet dat het woorddeel tapws. moet worden opgevat als een zuivere onomatopee. De Tapuit maakt een geluid dat met "tap" redelijk goed wordt weergegeven, hoewel een andere keuze van de letters hierin ook denkbaar is. Het tweede deel van de naam in het lemma is ditzelfde tap, echter onder invloed van het eerste deel [wien] door de volksetymologie veranderd in tapper (='hij die tapt'). Dit eerste deel dan geeft ws. de biotoop van de vogel weer (in het gebied waar de namen gelden voornamelijk op de trek), zijnde (droge) weiden en (kort) grasland. In gebieden waar deze weiden omgeven zijn door een houtwal is de vogel ook wel naar die wal genoemd: Waltakker (zie sub Walduker) in de Achterhoeken in Overijssel [Schaars 1989; B&TS 1995]. In deze naam werd het geluid van de vogel met een ook zeer geschikt "tak" aangegeven, wat wegens het ontbreken van de 'wijn' nooit in 'tapper' veranderd behoefde te worden.

Het woord [wien] (='gras- of weiland') is nagenoeg verloren geraakt in de N en de D taal. NEW 1992 noemt het terloops onder het lemma winnen: "E. Rooth in Sprakvet. Sallsk. Förh. 1922-4, 93 vlgg. gaat uit van een begrip 'voeden' waardoor het woord voor 'weide' mnd/ohd winne, oudnoords vin en gotisch winja, als 'voedsel voor het vee' verklaard zou kunnen worden." Weekley 1967 kent E: "whin1 Grass. Middle English also quin.

Compare Norwegian Danish hvene, Swedish hven, Norwegian dialect kvein; cognate with Swedish dial. hven, boggy field (Old Norse hvein in place-names)." (huidig zweeds ven '(Struis)Gras'). [NEW 1992 noemte.e.a. sub hui]. In de D vogelnamen Wyn-kernell (1555; Straatsburg) en Mat-kern(ell) (zie sub Mathoen) (voor Porseleinhoen en/of Kwartelkoning) is het tweede deel een half-onomatopee, terwijl de eerste elementen ongeveer synoniemen zijn. Naast Wynkernell kent het D ook de vormen Weinkernell en Winkernell (eveneens als vogelnamen), waarmee een opmerkelijke parallel aanwezig is met de N/saksische vormen (d.w.z. de namen van het lemma). In de genoemde D namen is de volksetymologische vervorming naar Wein (=wijn) misschien minder dwingend geweest, hoewel het woord Weinkernell hierdoor wel een zinnige betekenis heeft gekregen: het betekent namelijk druivenpitje! E Whinchat (1678) 'Paapje' komt nagenoeg volledig overeen met de N namen Wientapper etc. Het eerste element is hierboven besproken, het tweede element, -chat, is hier een zuivere onomatopee (evenals in Stonechat 'Roodborsttapuit' en de volksnaam Fallow Chat 'Tapuit'). De betekenis die Lockwood 1993 opgeeft voor het element whinin deze vogelnaam is 'Gaspeldoorn', tot welke betekenis zich het E woord ontwikkeld heeft.

Zowel 'grasland' als 'Gaspeldoorn' komen uitstekend met de biotoop van het Paapje overeen, zodat moeilijk nog vast te stellen is, welke van de twee betekenissen de (E) naamgever hier oorspr. op het oog gehad heeft. Schlegel 1858 onderscheidt in de Tapuiten-familie twee groepen: de 'Eigenlijke Tapuiten' waartoe hij de Tapuit rekent en de 'GrasTapuiten', waartoe hij Paapje en Roodborsttapuit rekent. Schlegel heeft zich misschien niet gerealiseerd dat in de naam Wijntapper het eerste element óók voor 'Gras' (=grasland) stond! Wat de biotoopverschillen betreft (in N) is er geen fundamenteel verschil. Alle soorten komen op (voornamelijk droog) grasland voor, maar het Paapje het meest, zodat deze het mooist voldoet aan een naam als 'Gras-tapuit', en daarmee ook het mooist zou voldoen aan de naam Wientapper. Dat in N de namen Wientapper en varianten vooral bij de Tapuit zijn terechtgekomen, kan misschien verband houden met het gegeven dat de Gr naam Oenanthe in verband gebracht werd met de Tapuit. Dit Gr woord staat behalve voor een vogel bij Aristoteles en Plinius ook voor 'wijnrank' en 'druif'.

Wellicht heeft dat een associatie opgeroepen met een 'wijntapper' en heeft dat de verbinding van de namen als Wientapper met juist de Tapuit versterkt (i.t.t. de E situatie, waar bij Whinchat niet aan 'wijn' gedacht werd). Het zal duidelijk zijn dat zo'n associatie door geleerden werd gelegd, niet door het volk. De naam Wientapper is wel een volksnaam, maar door toedoen van mensen die kennis hadden van Gr en Lat kwam hij in N vooral bij Oenanthe, de Tapuit, terecht (is de hypothese)!

B&TS 1995 geven de namen Wientaprken en Wientapperke in het Rijk van Nijmegen voor de Grauwe Vliegenvanger. Belangrijk is hier de opmerking dat deze namen ws. uit Duitsland afkomstig zijn. Inderdaad vermeldt ook Van Beckum 1952 de vogelnaam Weinzapfer (maar voor weer een andere soort, de Staartmees!). De betekenis van 'Wein-' kan men uit de vogelsoorten die het in deze laatste gevallen betreft, bepaald niet afleiden. Belangrijk is echter dat het verspreidingsgebied van de onderhavige namen zowel zuidoostN als een groot aansluitend deel van Duitsland (ws. minstens tot Straatsburg gezien het voorkomen van de naam Wynkernell aldaar), omvat.

TOPONIEMEN De Vries 1962 vermeldt het trefwoord winne: "winne is het, vooral in het oosten van ons land, gebruikte woord, dat beantwoordt aan ohd winna, winni en dat 'weide' betekent." Niettemin verklaart De Vries nergens ook maar een enkele N plaatsnaam met dit woord. BSP 1995 noemt het onder Wijngaarden (<Wingardo (1181)) (ZH): "Anderen denken aan een samenstelling met mnl wine 'weideland' (vgl. westvlaams wijn 'laag meersland'), wat niet onproblematisch is." en onder Wijnbergen (<Winburg (1180) (Gld): "... is op te vatten als een samenstelling van mnl. winne 'weiland' en burg 'burcht' ... Sommigen hebben de problemen t.a.v. de verklaring omzeild door een fantasienaam aan te nemen, waarin wijn 'druivennat'." Wat dit laatste betreft: precies hetzelfde is gebeurd met de onderhavige vogelnamen!

Het is een nog onverklaarde zaak, hoe het woord win(n)e/ [wien] zo kon verdwijnen uit het modern-N.