Gepubliceerd op 16-11-2020

Schoorzwaalf Schoorzwelf

betekenis & definitie

Belgisch-limburgse volksnamen voor de Oeverzwaluw [Schuermans 1865-1870]. WLD 2001 geeft voor Thorn (L) Schaarzwelf en voor verspreide andere plaatsen langs de Maas in Midden-Limburg Schaarzwalg.

Het eerste element betekent 'hoge steile oever' [NEWp.604; Blok961002/30]. Dit element komt naar vorm en betekenis (bijna) volledig overeen met het eerste element in de (oude) E naam Shore Bird [bij Ray 1678; Lockwood 1993] waarmee eveneens de Oeverzwaluw ← werd/wordt aangeduid. Lockwood verklaart de naam door te wijzen op een huidige betekenis 'zeestrand' ("in some coastal district"), maar voor de Limburgse situatie gaat dat natuurlijk niet op. Welnu, E shore en N schoor (ook: schor en schaar) betekenen/betekenden oudtijds: '(steile) kust, (steile) oever', en de woorden zijn verwant met oudnoords sker 'even boven het water uitstekende klip' [NEW 1992]. Het betekeniselement 'steil' kon kennelijk gecombineerd worden met het betekeniselement 'oever van enig zoet water', want voor de onderhavige vogelnaam moet gedacht worden aan een steile wand, liefst grenzend aan een waterpartij, waarin de vogels dan hun nesthol konden uitgraven.

ETYMOLOGIE N schaar 'hoge steile oever; schaardijk', schoor 'id.', schor, schorre 'buitendijkse aanwas van klei', schore [NEW], schar(in plaatsnamen) <N schoore 'Fulcimen pedamentum &Litus' [VK], schorre [Kiliaan] <mnl schaer 'kustlijn, zoom, oever', schor 'aangeslibd of buitendijks gelegen land', schore 'id.', misschien ook: '(steile) kust, oever' [MH], scor, scorre <onl score (in plaatsnamen) [VT]; fries skoar, skoarre ongebroken [sko.sr] en/of gebroken [skwar(s)] 'schor, gors, kwelder'; mnd schore, schor; mhd schore, schorre <ohd scorra ‘uitstekende rots' [Mackensen 1985 sub Schäre]; E shore <middelengels shore, schore <oudengels *scor [WNCD], score [AEW sub sker].

VT geeft N scheer (1623), mnd scher en D Schäre (1636) alle als ablautsvormen bij schor en ontleend aan het scandinavisch (oudnoords sker 'zich nauwelijks boven het wateroppervlak verheffende klip'; vgl. zweedsskärgärd 'scherenkust').

Schaar en scho(o)r zijn ablautsvormen bij het ww. scheren 'scheren, snijden, kerven' [NEW sub schor 1]. De betekenis van dit ww. die verband houdt met de naam van het lemma, komt behalve in oudnoords sker 'klip' zo mogelijk nog mooier tot uiting in oudnoords skard 'kloof, schaarde'. De betekenis ‘schaarde, bres, gaping, scheur' is van toepassing op oostmnl schaer, synoniem mnl schore ("een schaer in een dijk" [MH]) en mogelijk speelt hierbij iets van deze betekenis door in mnl schaerdijk (?<*schaerddijk) en schoordijk 'dijk die weinig of geen voorland heeft, en dus vlak aan de waterkant ligt' [MH], een dijk dus waar juist geen schor aanwezig is, ofwel een dijk die steil in het landschap aftekent.

TOPONIEMEN Scharendijke (Zld) (<Scarendijck (1504); Scharwoude (NH) (<Scaderwout (1311) met hypercorrecte d); it Skoar ('t Schoor) (Fr); Het Schoor (NB); Schoor (L); Schoorl (NH) (<Scoronlo (918-948, cop. 11e eeuw); Schoordijk (NB) (1847); Schore (WVl) en Schare (OVl) (1218).

{Onwillekeurig doet de onderhavige naam denken aan de achterhoekse naam Schierzwaalver voor dezelfde Oeverzwaluw (zie sub Schierzwaluw). Op grond van etymologische gegevens echter lijkt het verenigen van Schier- en Schoorin de Zwaluwnamen een schier onmogelijke taak. Weliswaar geven zowel NEW 1992 als vDE 1993 voor N scho(o)r het grondwoord scheren 'snijden' op, en wordt ook de volksnaam Scheerzwaluw in één adem genoemd met Schierzwaalver (maar dan sub Gierzwaluw, in B&TS 1995), maar op grond van het ontbreken van een woord schier met de betekenis '(steile) oever' kan de Schierzwaalver niet op dezelfde 'ornithologisch kloppende' manier als Schoorzwaalf van een benoemingsmotief voorzien worden.}