Gepubliceerd op 16-11-2020

Kempliester

betekenis & definitie

Zeeuwse volksnaam voor de Koperwiek ← [Ghijsen 1974]. Deze Lijstersoort zitbij ons in een groot deel van het winterhalfjaar (soms) massaal op de weilanden.

Het woord voor een 'perceel weide- of akkergrond' is soms kamp [Weijnen 1996], soms ook kemp [Wilms 981018,1; vgl. de geografische naam De Kempen]. Daarmee is de naam volledig en bevredigend verklaard (aan de betekenis 'hennep' voor kemp moet hier beslist niét gedacht worden; de Koperwiek heeft geen enkele relatie met Hennep).Er is echter nóg minstens één Lijstersoort, die de omschreven winterverblijfplaats met de Koperwiek deelt: de Kramsvogel. Deze draagt inderdaad in delen van Vlaanderen volksnamen, waarvan het eerste deel vergelijkbaar is met kempin Kempliester; het zijn Kamlijster en Kantlijster [WVD 1996] Kamlijster is ook opgetekend in de omgeving van Haarlem [B&TS 1995]; het woord is mogelijk een voortzetting van *Kamplijster. Kantlijster kan beïnvloed zijn door de vogelnaam Kantleeuwerik ←. Hierin kan het eerste element óók heel goed van kamp 'perceel wei- of akkerland' stammen, maar ook 'kant' (de rand van zo'n perceel) is bij deze soort goed van toepassing, omdat de Kantleeuwerik bij voorkeur aan de kant zijn nest maakt. Voor de uitsluitend foeragerende (niet broedende!) Koperwieken en Kramsvogels geldt echter het tegendeel: zij zullen zoveel mogelijk het midden opzoeken om bijv. aanvallen van de Sperwer op tijd in de gaten te krijgen. Naar de betekenis is de volksnaam Veldlijster ← hetzelfde. [mb.99B,32] De -t in Kantlijster kan misschien een meervoudssuffix zijn; zo geeft MH mnl kempt waarvan de betekenis zal geweest zijn: alle akkers en weilanden gezamenlijk.

Ook een andere ontstaanswijze van de naam Kantlijster is denkbaar: een verbastering van Kanlijster en/of Kallijster namelijk. Deze laatste zou met het ww. kallen (waarvoor zie sub Kalle) kunnen samenhangen.

< >