Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Peulvruchten (versche)

betekenis & definitie

Peulvruchten (versche) - De versche peulvruchten vervullen een belangrijke functie bij onze voeding. Wij noemen in de eerste plaats de bekende „peulen”, dat zijn de onrijpe vruchten van Pisum sativum of Pisum arvense. Wij eten hiervan zoowel den vruchtwand als het onrijpe zaad; dit is bij doperwtjes niet het geval, hiervan eten wij alleen het zaad. De peulen worden weggeworpen, hoewel ze nog veel voedende bestanddeelen bevatten en als groenvoer van beteekenis zouden kunnen zijn.

Doperwten en capucijners worden versch, onrijp gegeten of in blik geconserveerd. Wanneer dezelfde vruchten rijp geoogst worden, droogt men ze tot groene of grauwe erwten en gedroogde capucijners. Hier hebben wij het eigenaardige verschijnsel, dat het onrijpe zaad veel sappiger en ook beter verteerbaar is dan het rijpe zaad. Als bekende soorten peulen, waarvan dus èn vruchtwand èn zaad gegeten wordt, noemen wij: de Vroege Keizerspeul of Hendrikspeul, de „Veertiendaagsche” en de late soorten, de Krombek en de Hooge groene. Als gemiddelde samenstelling wordt opgegeven: water 88 %, eiwit 2,7 %, vet 0,2 %, koolhydraten 6,6 % ruwvezelstoffen 1,2 %, voedingszouten 0,7 %, Doperwten kunnen zelfs geringe vorst verdragen. De vruchtwand is veel steviger dan bij de peulen en beschut het jonge zaadje blijkbaar zeer goed. Ze worden vaak in combinatie met late groenten gekweekt. Bekend zijn de soorten: „wonder van Amerika" een kruipende erwt, „Meidopper” (halfhooge soort) en de groote witte capucijners.

Als gemiddelde samenstelling wordt opgegeven: water 77,5 %, eiwit 6,6 %, vet 0,5 %, koolhydraten 12,5 %, ruwvezelstoffen 2 %, voedingszouten 0,9 %. Slaboontjes hebben een zachte peul, die mede geconsumeerd wordt, alleen de sterke vaatbundel die langs de peul loopt, moet verwijderd worden (afhalen). Ook hier neemt de verteer baarheid af naarmate de boontjes ouder worden. Volkomen vergelijkbaar met de slaboontjes zijn de snijboonen, die door hun vorm ongeschikt zijn om als zoodanig gebruikt te worden en fijngesnipperd gekookt worden, waardoor het gaar worden zeer bevorderd wordt, De gemiddelde samenstelling is: water 88,5 %, eiwit 2,7 %, vet 0,1 %, koolhydraten 6,6 %, ruwvezelstoffen 2,1 % voedingszouten 0,8 %. De bekende tuinboonen zijn afkomstig van Vicia faba, de Wikke. Het is dus geen boon maar een soort wikke (zaadjes, die nauw aan boonen verwant zijn). De tuinboonen worden geoogst van een bijzonder sterk gewas, dat reeds in Maart gezaaid kan worden.

Mits onrijp geplukt, zijn de zaadjes een goed verteerbare groente. Deze boonensoort wordt Zeer vaak door een zwarte luis aangetast. De pronkboon, ook wel Turksche boon genoemd, is afkomstig van Phaseolus multiflorus, dus een echte boonsoort en niet zooals de tuinboon een wikke. In sommige streken noemt men dit soort boonen „molboonen”. Gemiddelde samenstelling: water 84 %, eiwit 5,5 %, vet 0,3 %, koolhydraten 7,3 %, ruwvezelstoffen 1,2 %, voedingszouten 0,7 %.

Het is een sierlijke plant, die niet tevergeefs „pronkboon” genoemd werd. Vaak wordt deze boon dan ook als sierplant aangekweekt. Wanneer ze onrijp geplukt worden, kunnen de peulen als snijboonen geconsumeerd worden, in een later stadium is de schil veel te dik en hard om gegeten te worden. De variëteit met gespikkelde zaden de „Scarlet runner” wordt droog gegeten. De pronkerwten worden uitsluitend als sierplant gezaaid; ze zijn bij onze tuinlieden als Lathyrus bekend.