- iets/niets vandoen hebben met, iets/niets nodig hebben.
- er iets/niets mee vandoen hebben, er iets/niets mee te maken hebben.
De grote hoop van Kevin: zondag spelen en... scoren. ‘En dat heeft niets met Westerlo vandoen.’ - HN, 02-11-2002.
- dat is niet vandoen, dat is niet nodig.