Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

maken

betekenis & definitie

- de balans maken, de balans opmaken.

- de rekening maken, de rekening opmaken of met iemand afrekenen.- het bed maken, het bed opmaken.

Nu, ik verwacht niet dat ze haar kamer alleen poetst, maar de vaatwasser vullen of haar bed maken, moet kunnen. - LN, 07-05-2002.

- zijn koffers maken, zijn koffers pakken.

Rudi Völler kon er gisteren nog mee lachen, maar vandaag moeten de Duitsers sowieso hun koffers maken: naar het Zuid-Koreaanse Cheju voor de volgende ronde of... naar huis. - GvA, 12-06-2002.

- thee/koffie maken, thee, koffie zetten.
- koorts maken, koorts hebben.Wanneer het een infectie in zijn neus heeft, kan het kindje koorts maken. -GvA,
11-05-2002.
- tijd maken voor iets, er de tijd voor nemen.
- verlies maken, verlies lijden.-

wat maakt dat, wat geeft dat.

- dat maakt veel, dat maakt een heel verschil.
- ik ben ziek: dat maakt dat ik niet kan werken, daardoor kan ik niet werken.

< >