(bw.) - op en af, heen en terug.
- op een week, binnen een week.- 24 uur op 24, 24 uur per dag.
- 7 dagen op 7, 7 dagen per week, alle dagen.
- op een twee drie, een twee drie.
- een kamer van vier op vier, vier bij vier.- Steenweg op Brussel, naar Brussel.
- op een ander, ergens anders.
- op het onverwacht(s), onverwacht.