Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

Gepubliceerd op 26-08-2022

gelijk

betekenis & definitie

(bw. en vw.) - gelijk wie, onverschillig wie, wie ook.

Hollywoodfilms over creatieve genieën moeten dus wel banaal zijn. Er is niets in Frida dat ons laat voelen dat Frida meer een rebel dan u of gelijk wie was. - Knack, 22-01-2003.

- gelijk welke persoon, welke persoon ook.
- gelijk wanneer, wanneer ook.

Je moet weten dat de helft van de kaarten zwarte kaarten zijn, waarvoor geen regels gelden. Die mag je gelijk wanneer, op gelijk welke manier gebruiken.-LN, 08-03-2003.

- in gelijk welke omstandigheden, in alle omstandigheden.
- gelijk (als) ik heb gezegd, zoals ik heb gezegd.
- gelijkstellen, gelijk maken bij sportwedstrijden.