Definities van Vlaams-Nederlands woordenboek in de Ensie G
- gemeentemandataris
- gemeentetaksen
- gemeten
- gemeubeld
- gendarme
- gendarmerie
- generatiestudent
- generiek
- geniet
- genieten
- genoffel
- genster
- gepalaber, gepalaver
- gepeld
- gepermitteerd
- geplekt
- geplogenheid
- geraadzaam
- geraaktheid
- geraken
- gerant
- gerechtshof
- gerief
- gerookt
- gerust
- gesakker
- gesatureerd
- geschrift
- geselen
- gesofisticeerd, gesofistikeerd
- gesteld
- gestuikt
- gesyndiceerd
- gesyndiceerde
- getal
- getouw
- getrokken
- getrouwheidskaart
- getrouwheidspremie
- getten
- getuig
- geut
- gevecht
- geven
- gevoelig
- gevolg
- gewaarborgd
- gewest
- gewestplan
- geweten
- gewicht
- gewonnen
- geworden
- gezaag
- gezever
- gezien
- gezind
- gezondheidsindex
- gibberen
- gierig
- gieten
- gieter
- gij
- gilet
- giroffel
- glas
- glasbraak
- glazen
- globaal
- globaliseren
- gloeiend
- gocart
- God
- goed
- goederentrafiek
- goedgezind
- goesting
- golf
- gouverneur
- gouwbond
- gouwdag
- graad
- graag
- graat
- graatmager
- gracht
- graduaat
- grasplein
- grieventrommel
- gril
- groen
- grollen
- grolpot
- grommelen
- grond
- grondslag
- grootlint
- grootnonkel, grootoom
- grootstad
- groottante