Gepubliceerd op 14-03-2021

Zeestroomen

betekenis & definitie

voortschrijdende bewegingen van het water der zee. Vrij algemeen wordt aangenomen dat de Z., evenals de luchtstroomen, veroorzaakt worden door verschil in dichtheid of specifiek gewicht van ’t stroomend element en door de aswenteling der aarde.

Het verschil in dichtheid wordt bij ’t zeewater teweeg gebracht door verschil in temperatuur en zoutgehalte. Echter valt niet te ontkennen, dat ook de winden groeten invloed uitoefenen op de richting der zeestroomen. Wat ook de hoofdoorzaak er van mag zijn, zonder twijfel beweegt zich het warme, lichte water van de linie naar de polen en het koude, zware water van de polen naar de linie; terwijl ’teerste zijn weg neemt langs de oppervlakte, als bovenstroom, en het tweede meer in de diepte, als benedenstroom. De zeestroomen kunnen evenwel niet zoo ongehinderd als de luchtstroomen hun weg in een bepaalde richting vervolgen, omdat ze zich moeten wenden en koeren naar den vorm der kusten, die ze onderweg ontmoeten. Hun richting wordt aangeduid naar de hemelstreek, waarheen ze gaan; niet, als bij de winden, naar de streek vanwaar ze komen. Behalve door den invloed, dien zij op den koers der schepen uitoefenen, blijkt het bestaan der zeestroomen ook zeer duidelijk uit het verschil in temperatuur van het zeewater in de strooming en daarbuiten; alsmede uit den invloed, dien zij op het klimaat van de kustlanden, welke zij bespoelen, doen gelden.

Zoo hebben b.v. de westkusten van Europa en van NoordAmerika des winters een hoogere temperatuur dan zij volgens haar breedteligging zouden moeten hebben. Goed gesloten flesschen met een briefje er in ter aanduiding van plaats en datum, waar en wanneer ze in zee geworpen worden, geven veelal de richting en de snelheid aan van den stroom, waardoor ze naar soms verre kusten werden gedragen. Er zijn warme en koude zeestroomen. De warme stroomen gaan alle van de streken om en bij de linie uit. Aan weerszijden van den evenaar vindt men in den Grooten, Indischen en Atlantischen oceaan aequatoriale stroomen, die een gordel insluiten van bijna geheele stilte. Met een snelheid van 5 a 18 zeemijlen in het etmaal bewegen zich de aequatoriale stroomen westwaarts, totdat ze op kusten stooten, die ze dwingen hun koers te veranderen.

Alle nemen ze dan op ongeveer 40° breedte, zoowel op ’t noordelijk als op ’t zuidelijk halfrond, een oostelijke richting aan, behalve de noordaequatoriale in den Indischen oceaan, daar de hoefijzervorm van deze zee alle ontwikkeling naar ’t noorden belet. Zij steken dan vrij regelmatig de zee over en zenden voor een deel hun water naar de liniestreken terug. Zoodoende ontstaan in de drie oceanen kringloopen, die ruimten van bijna stilstaand water insluiten. De oostelijke voortzettingen van de aequatoriale stroomen op ’t noordelijk en zuidelijk halfrond dragen verschillende namen. Op het noordelijk halfrond vinden we den Golfstroom (zie ald.) en den Zwarten- of Japanschen stroom, beide in meer dan één opzicht van het grootst belang. Wat de Golfstroom in den Atlantischen oceaan is, is op kleiner schaal de Zwarte stroom of Kuro Siwo (zoo genoemd naar zijn donkerblauw water), in den Grooten oceaan. Tusschen 30° en 45° NB. vloeit hij langs de oostkust van Japan, vervolgt in dezelfde richting zijn loop, totdat hij tegen de Aleoeten stoot, weshalve hij ombuigt langs Noord-Amerika’s westkust, om zuidwaarts stroomende zijn afgekoeld water weder terug te voeren naar de breedten, vanwaar hij zijn oorsprong nam.De koude stroomen dringen van de noordpool op één plaats den Grooten en op drie plaatsen den Atlantischen oceaan binnen, terwijl zij van de zuidpool in volle breedte de drie ruime, openliggende oceanen instroomen. De krachtigste koude stroom op ’t noordelijk halfrond is die, welke ten oosten van Groenland zuidwaarts gaat en zich vereenigt met een andere, die uit Straat Davis komt. Onder den naam Labrador stroom vloeit hij verder tot NewFoundland, nadert den Golfstroom, dien hij als „koude muur’' van Amerika’s oostkust afhoudt, duikt dan onder dezen, om als benedenstroom zijn water aan de Caraïbische zee te schenken. Waar beide stroomen, de warme en de koude, op elkaar stooten, ongeveer bij New-Foundland, wordt de zee in dichte nevelen gehuld. De temperatuur van den Golfstroom is hier nog 40°, die van den Labrador stroom slechts 7° C. ’t Gevolg van dit verschil in temperatuur is, dat de door den kouden stroom aangevoerde ijsbergen hier smelten en Iran steenmassa’s laten bezinken, alsmede dat de talrijke vischscholen zich hier aan den rand van den Golfstroom ophoopen en overvloedige visch- en robbenvangst op de New-Foundlandsche banken mogelijk maken. Van minder beteekenis is de smalle koude stroom, die uit de noordelijke IJszee door de Beringstraat in den Gr. oceaan dringt.

Veel aanzienlijker en belangrijker zijn echter de koude stroomen op het zuidelijk halfrond, waar de oceanen geheel en al voor hen open liggen. Tusschen 100° en 160° W.L. komt de Antarctische stroom in noordoostelijke richting den Grooten oceaan binnen en splitst zich op ongeveer 40° Z.B. in twee armen, waarvan de zuidoostelijke als Kaap LLoorn-stroom zich om Vuurland buigt en tot aan den Zuid-Atlantischen verbindingsstroom reikt, terwijl de noordelijke arm, de Peruaansche- of Humboldtstroom, zich langs de kusten van Chili en Peru slingert, waar hij onder den Steenbokskeerkring slechts 16° warmte bezit, d. i. 9° minder dan ’t water in den vollen oceaan daar ter plaatse. Andere vertakkingen van den Antarctischen stroom zijn de ZuidAtlantische strooming langs de kust van ZuidAfrika en de West-Australische strooming aan de kust van Nieuw-Holland.

De zeestroomen spelen een hoogst gewichtige rol in de huishouding der natuur en oefenen in velerlei opzicht een belangrijken invloed uit. Vooreerst bevorderen zij de verspreiding van planten en dieren. De drijvende ijsbergen in de koude stroomen voeren rotsblokken en steengruis en de daarop groeiende planten, alsmede ijsberen en walrussen mee, die ze op lagere breedte afzetten. Boomen uit het gebied van de Mississippi, vruchten en plantenzaden uit zuidelijker gewesten maken met den Golfstroom de verre reis naar ’t noorden mee en worden aan de boomlooze kusten van Noorwegen, Ijsland, ’t Bereneiland en Spitsbergen neergelegd en opgestapeld. Uit Guyana en Brazilië drijven plantensoorten naar W.-Afrika af. Ten tweede is de invloed der zeestroomen zeer groot op ’t klimaat der nabijgelegen landen; ze zijn er als ’t ware de regulateurs van.

De warme stroomen verhoogen de temperatuur der koude kusten en de koude stroomen matigen de hitte van de kusten der tropische gewesten. De krommingen der isothermen aan de kusten vinden in de zeestroomingen haar verklaring. Dat de westkusten van Z.-Amerika en Afrika (bij beide in de zuidelijke gedeelten) zooveel lager temperatuur hebben dan de oostkusten dier zelfde landen, is louter het gevolg van de verschillende zeestroomen langs deze kusten. Bekend is % dat het zachte klimaat van West-Europa grootendeels te danken is aan den Golfstroom.

Verschil van soortelijk gewicht kan eveneens bij binnenzeeën oorzaak zijn, van zeer duidelijk waarneembare stroomingen. Zoo treffen we in Sont, Groote en Kleine Belt een bovenstroom aan van lichter, minder zout water uit de Oostzee naar de Noordzee, en een onderstroom van zwaarder, zouter water in tegenovergestelde richting. Bij de Middellandsche zee met hare sterke verdamping vinden we het omgekeerde: een bovenstroom in de straat van Gibraltar uit den Atlant. oceaan naar binnen en een zouteren benedenstroom uit de Middellandsche zee naar buiten. Gelijk bij het op elkander loopen van in verschill. richting zich bewegende luchtmassa’s dwarrelingen ontstaan, vindt dit ook bij het water plaats. Waar twee stroomingen elkander ontmoeten, waar een stroom of de vloedbeweging door rotsen en eilanden gebroken wordt, daar ontstaat een draaiende beweging in het water, die men maal- of dwarrelstroomen noemt, ook veelal draaikolken geheeten. Een der meest bekende voorbeelden hiervan is wel de Maalof Moskoë-stroom aan de kust van Noorwegen, bij de twee zuidelijkste Lofodden eilanden. Deze wordt veroorzaakt door de getijden, die tussehen talrijke klippen en rotsen dringen en in botsing komen met de heerschende zeestrooming.