Gepubliceerd op 14-03-2021

Willems-fonds

betekenis & definitie

Deze maatschappij werd gesticht te Gent (België) in 1851 door dr. J.

Snellaert, prof. C. Serrure, J. baron de Saint-Genois, È. Degerickx en anderen, met het doel om „de studie en het gebruik der nederlandsche taal aan te moedigen en alles te behartigen, wat kan bijdragen tot de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling der vlaamsche bevolking, ten einde op die wijze den algemeenen nationalen volksgeest in België te versterken.” Zij is genoemd naar Jan Frans Willems, wiens geheele leven aan dat doel gewijd was. De eerste algemeene vergadering had den 23 Febr. 1851 plaats met J. baron de Saint-Genois als voorzitter, zoodat het Willems-fonds in 1901 zijn jubileum heeft mogen vieren. Het getal leden beliep toen 38 en steeg tot 184 in 1861.

In 1862 echter trad een heel nieuw bestuur op met J. Rens als voorzitter en J. Vuylsteke als secretaris-schatmeester. Deze wilde van het Willems-fonds den liberalen vlaamschen tegenhanger maken van het nederlandsche Nut. Onder zijn leiding kreeg het steeds meer uitbreiding. In 1867 werd de eerste volksbibliotheek, in 1868 de eerste afdeeling gesticht te Gent.

Weldra volgden er andere in de voornaamste vlaamsche steden. Thans zijn er 39 afdeelingen en 46 volksbibliotheken. In de laatste drie jaar is ook een stelsel van rondreizende bibliotheken ingericht. Benevens het besturen hunner volksbibliotheken zorgen de afdeelingen voor openbare volksvoordrachten met concert, vlaamschen zang en vlaamsche declamatie. Tevens geeft het fonds boeken uit. De lijst van deze uitgaven, die bijna 200 titels bevat, vormt een nederland;sche bibliotheek van voortgezet onderwijs.Sedert 1871 geeft het ook reeksen nederlandsche zangstukken uit, die thans 21 reeksen met 249 zangstukken en verschillende bundels koren bevatten. Sedert 1886 is de zorg voor de uitgave dezer zangstukken aan het in zijn schoot gevormde „Comiteit ter bevordering van den Nederlandschen Zang opgedragen.

Na de herwording van 1862 waren de algemeene voorzitters: F. Rens (1862—74), prof. J. Heremans (1875—81), mr. J. Vuylsteke (1883—96), G.

D. Minnaert (1897 ), en de algemeene secretarissen: mr. J. Vuylsteke (1862—80), mr. A. Gondry (1880—91), prof.

J. Vercoullie (1891 ). Het getal leden steeg tusschen 1862 en 1884: van 184 tot 4544; ten gevolge van de politieke omstandigheden daalde het sindsdien jaarlijks, en bedroeg in 1902 nog slechts 2098, thans is het weer tot 2400 gestegen.

< >