Linaria Juss., plantengeslacht der fam. Scrophulariaceae, kruiden met meestal verspreide, gaafrandige bladeren en gesteelde, okselstandige of in eindelingsche trossen gerangschikte bloemen.
Van de omstreeks 180 soorten vindt men in Nederland o. a.: L. vulgaris Mill, gele leeuwenbek, wild vlas, met lijnvormige bladeren en gele bloemen. L. (Ujmbalaria L., muurvlasbek, met liggende of kruipende stengels, hartvormige, 5-lobbige, van onderen meestal purpere bladeren en met bloemen, wier kroon lichtviolet gekleurd is, met 2 gade vlekken; algemeen op oude muren. L. ïüalim Mill., met spiesvormige en L. spar ia Mill, met eironde bladeren. Ij. minor L., met stompe, lancetmige bladeren en licht-violette, in ijle trossen vereenigde bloemen. Als sierplanten worden gekweekt o. a. L. alpina Mill. en L. triphylla Mill. Bij dit geslacht komen radiaal symmetrische bloemen voor, n.l. met 5 sporen of zonder spoor. Deze afwijking werd door Linnaeus het eerst beschreven en peloric (pelorios, monsterachtig) genoemd. Later heeft men ook bij andere planten hetzelfde verschijnsel opgemerkt.