(fr.) dwars doorgaan, doorkruisen, doorsnijden. In overdrachtelijken zin: dwars voorkomen, in den weg staan, verhinderen, hinderen.
Van paarden: een zijgang bij het rijden, waarbij de voorhand van het paard op den hoefslag gaat, terwijl de achterhand door het buitenbeen naar binnen wordt gedrukt. Het paard is zoodoende gedwongen zich evenwijdig te verplaatsen (het eene been telkens over het andere te bewegen).