1) Een uitdrukking, die vooral vroeger beteekenis had, toen koortoon en kamertoon (zie ald.) nog aan de orde waren. Het koor zong naar het orgel en daar oude — nog niet veranderde — orgels ongeveer een toon boven den offieieelen normaaltoon staan, zal het verschil ongeveer een toon zijn geweest.
Tegenwoordig wordt bijna overal de normaaltoon (zie Toon) gevolgd of de afwijking (bijv. 1/2 toon lager) naar dezen bepaald.2) Noemde men vroeger ook de S. van toetsinstrumenten (piano's, orgels enz.) waarbij men S. met den wolf (op één toon werden dan al de zwevingen gegeven, waardoor die toon tot de anderen buiten verhouding kwam) en het gelijkzwevendtemperatuur (waarbij in alle toonaarden kon worden gespeeld) onderscheidde. Verg. Kirnberger, Construction des gleiclischwebenden Temperatur (Berl. 1760) en Marpurg, Versuch uber die musik. Temper atur (Breslau 1776).