Riv., glidkruid, plantengeslacht der fam. Labiatae, onbehaarde kruiden met kortgesteetde, onregelmatig-getande bladeren.
In Ned. zijn inheemsch: 8. </(iJeriruIat<i L., blauwe Godsgenade, met vrij groote blauwviolette bloemen en 8. minor L., met roodachtige bloemkroon; beide soorten groeien op vochtigen bodem.