L., Steenbreek, plantenigeslacht uit de fam. Saxifragaceae met omstreeks 100 soorten, in de N. gematigde luchtstreek.
Meestal kleine kruiden met enkelvoudige', bij de verschillende soorten verschillend gevormde bladeren, wier onderste zeer dikwijls dichte rosetten vormen en met meestal witte bloemen. In Ned. komen vooral voor: S. tridactylites L. op zandgrond, met spatelvormige, ongedeelde of 3-lobbige onderste bladeren en wigvormige, handvormig-3-spletige of ongedeelde bovenste bladeren en kleine bloemen, S. gramdata L. Haarlemsch klokkenspel, op open grasvelden en akkers, met rond- niervormige, gekartelde onderste en wigvormige, 3-5-spletige bovenste bladeren en tamelijk groote witte bloemen. De wortelstok is dicht met kleine bolletjes bezet. Vroeger werd de plant gebruikt als geneesmiddel tegen blaassteenen. Als sierplanten: S. crassifolia L. (Megasea cKassifolia Haw.) uit Siberië, met zeer breede, leerachtige, omgekeerd-eironde bladeren aan een bruinrooden, vleezigen stengel, en met rozeroode bloemen; S. (Megasea) cordifolia Haw., met langwerpigeironde, zeer sterk geaderde en grof getande bladeren en rozeroode bloemen; S. umbrosa L., porceleinbloempje, met omgekeerd-eironde bij'na kraakbeenachtige tot een roset te vereenigde bladeren en roodachtige of gele bloempluimen op 10—15 cm. hooge stengels. Uit den wortelstok ontspruiten uitloopers met bladrosetten; 8. sarmentosa L. met ruwbehaarde, langgesteelde, van boven roodachtige, van onder groene bladeren, met hooge bloemstengels en lange, draadvormige uitloopers, waaraan zich bladrozetten met bloemen ontwikkelen, zoodat deze plant zeer dikwijls als hangplant gekweekt wordt. S. Fortunei H o o k., eveneens hangplant met groene bladeren en grootere, witte bloemen, waarvan de variëteit tricolor bladeren bezit, die onder rozerood, boven op den donkeren ondergrond roode vlekken en randen vertoonen.