(egypt. Ramesse) naam van verschillende egypt. koningen.
De beroemdste is R. II (grieksch Sesostris, 1348—1281 v. Chr.), de zoon van Sethos; hij ondernam veldtochten naar Syrië, waar hij tot Berytus doordrong, en dat hij tijdelijk onderwierp, bevestigde de egypt. heerschappij over Aethiopië en een gedeelte van Arabië en begon met den aanleg van een kanaal tusschen de Middellandsche en de Roode zee, waarbij hij de stad R. aanlegde en bij welk werk de Hebreën slavendiensten verrichten. Hij had 111 zonen en 59 dochters. Van hem bezitten wij de meeste monumenten en oorkonden; hij voerde talrijke en schitterende bouwwerken uit, een grooten tempel te Thebe met zijn eigen, meer dan 20 m. hoog, zittend standbeeld, voorts in de rotsen uitgehouwen tempels en richtte voor den tempel van Amenophis te Luksor twee standbeelden en twee obelisken op. Zijn mummie werd 1881 bij Thebe gevonden.R. III (grieksch Rhampsinitus, 1180—50) redde het rijk uit zijn diep verval en verheerlijkte zijn krijgsdaden in Nubië en Syrië aan een prächtigen tempel en een paleis bij Medinet Haboe; in de grieksche overlevering wordt vooral van zijn grooten rijkdom melding gemaakt. Zijn mummie werd 1886 gevonden.
Op hem volgden nog 9 koningen van denzelfden naam, de Ramessiden genoemd, onder wie de heerschappij in handen geraakte van de thebaansche hoogepriesters, die de koningen eindelijk; ten val brachten.
