eng. Peers, lat.
Pares, d. i. gelijken, heetten onder het leenstelsel die edelen, welke uit denzelfden stand als de vorst waren en het naast aan den troon stonden. Zij hadden op hun bezittingen dezelfde rechten als de vorst op zijn onmiddellijk grondgebied, en mochten alleen door personen van gelijken stand in rechtszaken geoordeeld worden. In Duitschland bleven ook de groote vazallen, hoewel zij daar niet den naam van P. droegen, dezelfde voorrechten behouden; uit hen ontstonden daar de keurvorsten en de rijksstanden. In de landen, waar het leenstelsel eindelijk in de oppermacht van den koning uitliep, ontstond tusschen de macht der P. en die des konings een betrekking die op de regeering van den staat grooten invloed kreeg. Bepaaldelijk was dit het geval met Frankrijk en Engeland. In Frankrijk breidde zich het pairgericht (cours des pairs) tot een permanenten rijksraad uit, die niet slechts over de daden der P. besliste, maar met den koning over alle openbare aangelegenheden beraadslaagde.
Doch de oude pairie, die toch weinig invloed op de rijksaangelegenheden uitoefende, loste zich weldra op, daar er groote leenen met de kroon verbonden werden, zoodat men tegen het einde der 13e eeuw nieuwe pairiën in het leven riep, die echter ook weldra hare politieke beteekenis verloren. Nadat ook deze tweede pairie was opgeheven, begonnen de konimgen een derde op te richten, meest uit hun gunstelingen bestaande, die echter van den aanvang af weinig te beteekenen had, omdat de werkzaamheden aan de statemgeneraal of het parlement der notabelen (zie ald.) opgedragen was. Bij het uitbreken der revolutie werd dit sehijn-Jichaam met een slag vernietigd. Terwijl nu de adel gedurende een kwart eeuw van alle voorrechten verstoken was, werd er in 1814 en ’15 een kamer van P. ingesteld, waarin de koning alle hoofden der oude adellijke familiën koos en hun deze waardigheid als erfelijk toekende. De Juli-revolutie hief echter de erfel. 'waardigheid van het pairschap op en de republiek van Febr. 1848 schafte de kamer der P. af Napoleon III herstelde haar eenigszins door het instellen van een senaat. — In Engeland zijn de P. insgelijks uit de groote vazallen ontstaan, die door den koning ter beraadslaging werden bijeengeroepen. Toen in de tweede helft der 13de eeuw ook de kleinere landadel en de burgers der steden als derde stand tot. de rijksvergaderingen werden toegelaten, splitste zich het parlement in het lagerhuis en het hoogerhuis.
In het laatste zouden alleen P. zitting hebben. Hoewel ook nu in Groot-Britannië de P. niet enkel meer uit de afstammelingen van oude familiën bestaan, daar de vorsten herhaaldelijk de pairswaardigheid aan niet adellijke personen verleend hebben, bewaart echter het huis der lords nog steeds zijn aristocratisch en feodaal karakter vrij zuiver. Zijn staatkundige invloed tegenover het lagerhuis is echter aan het afnemen.