Gepubliceerd op 28-02-2021

Oxford

betekenis & definitie

1) Oxfordshire, graafschap in het midden van Engeland, 1957 km.2 groot, in 1901 met 182.768 inw.; ligt tusschen Warwick, Northampton, Bucks, Berkshire en Glocester, bestaat ten deele uit vruchtbaren, ten deele uit zandigen grond en wordt bespoeld door de Theems, die er door de samenvloeiing van de Isis en de Cherwell ontstaat. Het O.-kanaal verbindt de Trent met de Theems.

De hoofdvoortbrengselen zijn koren, tuin- en peulvruchten, hop, vlas en pijpaarde.2) O., hoofdstad van het gelijkn. graafschap, municipal-, county- en parlementsborough, bisschopszetel en universiteitsstad, telde 1901: 49.413 inw., ligt op een hoogte aan de monding van de Cherwell in de hier nog Isis genaamde Theems. O. is een der merkwaardigste steden van Engeland, vooral door haar universiteit, de eerste in rang van Groot-Britannië. De stad heeft twee fraaie straten, High Street en Broad Street. Onder de gebouwen munten uit: de graafschapshal, het stadhuis, de in 1749 door James Gibbs gebouwde Radcliffe-bibliotheek, de korenbeurs, concertzaal enz. De Mariakerk uit de 15de eeuw heeft een schoonen toren; voor de Maria Magdalena-kerk is in 1841 een martelaarsmonument opgericht met de beelden van Cranmer, Ridley en Latimer. Reeds onder Edward . den Belijder (1041—66) had O. als school der geleerdheid grooten naam; eerst in 1201 wordt zij als universiteit vermeld. Het oudste der aanwezige colleges, het University-College, werd eerst in 1249 gesticht. De universiteit bestaat uit 21 colleges, 2 halls, met in 1901 3481 studenten. Zij, die den graad van Magister artium erlangen, hebben levenslang een stem in al de aangelegenheden der universiteit. De meeste collegegebouwen zijn in den stijl van de 15de en 16de eeuw gebouwd. Het Christ Church-College is ’t grootste en meest bezochte; het All-Souls-College, het Magdalena-C., het Nieuwe en het Brazennose-C. zijn de schoonste. Ieder college heeft zijn bibliotheek; de beroemdste zijn de universiteits- of Bodleyaansche en de Radcliffsche bibliotheek. Merkwaardig zijn verder: Sir Taylor’s Institution, de schilderijenverzameling, de sterrenwacht en de botanische tuin. O. komt in de geschiedenis het eerst voor ten tijde der Angelsaksische koningen onder den naam Oxnaford en kreeg in 1136 van koning Stephanus een vrijbrief. Het z.g. dolle parlement werd er 11 Juni 1238 gehouden, in 1541 een bisdom opgericht, 16 Oct. 1555 werden er de bisschoppen Latimer en Ridley als aanhangers van het protestantisme verbrand, en 22 Jan.—16 April 1644 werd er het Oxforder tegenparlement gehouden. Sinds 1851 bemoeit de staat zich met de uitwendige organisatie der universiteit. Literatuur: Lyte, History of the University of O. (tot 1530, Lond. 1886), Brodrick, History of the University of O. (Oxford 1886), Oxford (in „Historical Cities”, 1887), Clark, Twenty one chapters on the Colleges of O. (1891), Goldwin Smith, O. and its Colleges (1895), Historical Register of the University of O. (Oxford 1900), de publicaties der „Oxford Historical Society” (sinds 1885), Student’s Handboók of the University of O. (Oxford, jaarlijks), Statuta Universitatis Oxoniensis (ald., jaarl.), The O. University Calendar (ald., jaarl.).