Gepubliceerd op 23-02-2021

Michelangelo

betekenis & definitie

eigenlijk Michelangelo Buonarroti, italiaansch beeldhouwer, schilder en architect, een der grootste kunstenaars van alle tijden, geb. 6 Maart 1475 te Caprese, leerde de schilderkunst sedert 1488 bij Domenico Ghirlandajo. Lorenzo de’ Medici erkende zijn talent voor de beeldhouwkunst, nam hem in zijn huis en liet hem door Bertoldo, een leerling van Donatello, onderrichten.

In 1494 vluchtte hij als vriend der Medici’s naar Bologna en keerde 1495 naar Florence terug. Van Florence begaf hij zich naar Rome, waar hij de heerlijke Piëta schiep (in de Sint-Pieterskerk aldaar) en den dronken Bacchus (te Florence). Weer naar Florence teruggekeerd in 1500 schiep hij de kolossale statue van David, die zijn roem vestigde, en omstreeks 1503 waarschijnlijk de levensgroote marmeren groep der Madonna met het kind (thans te Brugge, L.-Vrouwekerk). In 1505 werd M. door paus Julius II naar Rome beroepen en belast met de uitvoering van een grafmonument, dat Julius voor zichzelf in de SintPieterskerk wilde oprichten. Na verschillende onderbrekingen werd het werk in 1545, lang na ’s pausen dood (1513),‘in verkleinden omvang in de kerk San Pietro in Vincoli opgesteld. Het beeld van Mozes is het voortreffelijkste stuk van dit monument; de eveneens daarvoor bestemde twee beelden van slaven bevinden zich in den Louvre te Parijs.

De eerste onderbreking van het werk kwam van Julius II zelf, daar hij M. de versiering van het gewelf der Sixtijnsche kapel in het Vaticaan met fresco-schilderingen opdroeg. M. voltooide dit werk in 4 jaren (1508.—12) zonder eenige hulp en schiep daarmede zijn voornaamste werk. Van paus Leo X kreeg M. vervolgens de opdracht voor het uitvoeren der grafmonumenten voor Leo’s broeder, Giuliano de’ Medici, en voor diens neef Lorenzo de’ Medici; vooral de ideale figuur van Lorenzo (te Florence) geldt voor een meesterstuk van den eersten rang. Omstreeks dezen tijd ontstond ook het Christusbeeld, dat 1521 te Rome opgesteld werd in de kerk Sta. Maria sopra Minerva. In 1534 vestigde M. zich voor zijn verder leven in Rome, waar hij vooral als bouwmeester groote werkkracht ontwikkelde.

Hier werd hem door paus Paulus III het tweede groote schilderstuk, de 20' m. hoogeen 10 m. breede fresco-schildering met devoorstelling van het Laatste Oordeel op den altaarwand der Sixtijnsche kapel opgedragen. Dit geweldige stuk werd 1534—41 vervaardigd. De met meesterlijke karakteristiek uitgevoerde figuren waren oorspronkelijk alle naakt, waarom paus Paulus IV het stuk wilde doen vernietigen; als uitvluchtmiddel moest Daniele da Volterra de opvallendste naaktheden met kleedingstukken beschilderen, Clemens XII liet de bekleeding door Stefano Pozzi verder doorvoeren. Zijn laatste groote werk, sedert 1546, was de bouw der Sint-Pieterskerk te Rome, onder leiding van Bramante en anderen ondernomen. M. bracht den bouw ondanks menigvuldige stremming zoo ver, dat na zijn dood de grootsche koepel, die hem bekroont, volgens zijn ontwerp voltooid kon worden. In zijn bouwwerken toont M. zich als een zich opzettelijk van de traditie losmakend, in de onderdeelen niet altijd van barokke overdrijving vrij meester.M. overl. 18 Febr. 1564; zijn lijk werd naar Florence gebracht, waar zich boven zijn graf in de kerk Sta. Croce een naar Vasari’s ontwerp in 1570 opgericht monument verheft. Zijn werken zijn de uitdrukking van een majestueus verheven geest, die, zich bewust van de volheid zijner macht, alleen de wetten en voorschriften van zijn geweldig aangelegde subjectiviteit erkent. M. was ook dichter. In zijn sonnetten herkent men denzelfden verheven geest, maar tegelijk ook een innige overgeving aan het eeuwige en goddelijke. Zijn gedichten zijn herhaaldelijk uitgegeven. M. was ongehuwd en toonde zich gesloten in den omgang, maar van zachte inborst; toen hij 00 jaar oud was, vond hij een edele vriendin in de dichteres Vittoria Colonna (14901—1547), wier naam voor altijd met den zijnen verbonden is. Het leven van M. is beschreven door zijn leerlingen Vasari in de Vite de’ pittori etc. (Florence 1550 en meerm.) en Ascanio Condivi in het Vita di Michel Angelo (Rome 1553, Florence 1746, Pisa 1832). Ook in den nieuweren en laatsten tijd zagen herhaaldelijk biographieën van M. het licht.

< >