in het algemeen een legeering van koper en zink, in het bijzonder een zoodanige die een gele kleur heeft (daarom ook wel geel koper geheeten). Wanneer koper met 1—7 pCt. zink wordt gelegeerd dan blijft de kleur van de legeering koperrood, 14 pCt. zink geeft 'een roodgele, 17 pCt. een zuiver gele, 30 pCt. een heldergele, 50 pCt. een goudgele, 53 pCt. een roodachtig witte, 56 pCt. een geelwitte, 67 pCt. een blauwig witte, 70 pCt. een loodkleurige, 80 pCt een zinkkleurige legeering.
De eigenschappen dezer legeeringen verschillen zeer. De rekbaarheid is het grootst wanneer de legeering 15—20 pCt. zink bevat; met 35 pCt. zink laat het M. zich koud en met 40 pCt, zink warm uitpletten. Het M. is een uitmuntende gietspecie, daar het dun vloeibaar kan worden gemaakt, den vorm zuiver vult en een blaasvrij gietsel oplevert. Het dient tot vervaardiging van een menigte zaken. Voor snuisterijen en luxeartikelen gebruikt men veelal cuivre poli, chrysorine, bathmetaal, talmi en dergelijke messingsoorten. Roodgeel M. wordt gewoonlijk tombak genoemd.
Door toevoeging van tin aan M. krijgt men een overgang tot brons. Bismut, antimoon en arsenicum maken het M. broos, zoodat het niet te bewerken en ook overigens onbruikbaar is. Alle M.-soorten van meer dan 35 pCt. zinkgehalte hebben een soortelijk gewicht dat grooter is (8.4 tot 8.7) dan het gemiddelde van de bestanddeelen. Het smeltpunt ligt gemiddeld bij 850° C.