duitsch scheikundige, geb. 1 Dec. 1743 te Wernigerode, was professor in de chemie bij het koninklijk korps van veldartillerie en overl. 1 Jan. 1817 als oppermedicinaalraad en hoogleeraar bij de universiteit te Berlijn. Zijn analysen van mineralen waren voor dien tijd nauwkeurig.
Hij ontdekte de zirkonaarde, het tellurium, titanium en uranium. Zijn hoofdwerk is: Beiträge z. Kenntn. der Mineralkörper (6 dln. 1795—1815).Zijn zoon Heinr. Jul. K., oriëntalist en reiziger, geb. 11 Oct. 1783 te Berlijn, wijdde zich vroegtijdig aan de beoefening der aziatische talen, vooral van het chineesch, en werd na zich door de uitgave van het Asiatisches Magazin (1802 vlg.) te hebben bekend gemaakt, aan de Petersburgsche academie beroepen. In 1812 uit russischen staatsdienst ontslagen ging hij naar Parijs, waar hij in 1816 hoogleeraar in de aziatische talen werd en 20 Aug. 1835 stierf. Hoofdwerken: Asia polyglot la (1823 met een taalatlas), Tableaux historiques de l’Asie (1832, 4 dln.), Mémoires relatifs à l’Asie (1834), Collections d’antiquités égyptiennes (1829), Examen des travaux de feu M. Champollion sur les hiéroglyphes (1832), Aperçu général de trois royaumes, traduit de l’original japonais-chinois (1833).