(ital. Manuzio, Manuzzi en Manucci) beroemde ital. boekdrukkersfamilie.
1) Aldus M., de Oude, geb. 1450 in Sermonetta nabij Velletri in de buurt van Rome (daarom ook Romanus genoemd), overl. 6 Febr. 1515, studeerde te Ferrara en Rome en richtte in 1489, met den steun van den vorst van Capri, ter bevordering der humanistische studiën te Venetië een drukkerij op. Hij zelf maakte zich naam door verschillende geleerde werken over onderwerpen der hebreeuwsche, grieksche en latijnsche taalkunde en grammatica, die hij in het latijn schreef, en onderhield in zijn huis een gezelschap van geleerden: Neacademia (waaruit later de Academia della Fama ontstond), die de tekstherziening der oude schrijvers verzorgde, welke bij hem gedrukt werden. In 28 zoogen. Editiones principes (eerste uitgaven) verschenen bij hem de eerste drukken in grieksche letters. Zijn gewaardeerde uitgaven, Aldijnsche uitgaven genoemd (meer dan 130 dln.), waarvoor hij dikwijls de voorrede schreef, behooren tot de fraaiste voortbrengselen der oudere boekdrukkunst. Hij schreef: Dictionarium graeciim (1497); Institutiones graeco-latinae (1501—08); Grammaticae institutioncs graecae (1515); De metris Ilorat ia nis (1509).
2) Paulus M., zoon van den vorige, geb. 12 Juli 1512, overl. 6 April 1574, nam in 1533 te Venetië de leiding van de intusschen door Andrea d’ Asola bestuurde drukkerij zijns vaders en leidde sedert 1561 den druk der kerkvaders in Rome. Uit de venetiaansche drukkerij kwamen van 1515-74 omstreeks 635 werken. Hij schreef commentaren op de werken van Cicero, Epistolae selectae (uitgeg. d. Fickelscherer, Leipz. 1892) en verschillende geschriften over romeinsche oudheden.
3) Aldus M., de Jonge, zoon van den vorige, geb. 13 Febr. 1547, overl. 28 Oct. 1597 te Rome als leider der Typographia Vaticana, was in het leervak der oude talen op verschillende plaatsen van Italië en als schrijver reeds in zijn vroegste jeugd werkzaam, kwam vervolgens aan het hoofd van de drukkerij zijns vaders te Venetië, welke echter onder hem, die meer geleerde dan boekdrukker was, in verval geraakte en weldra ophield, nadat gedurende een tijdruimte van 100 jaren meer dan 900 meest voortreffelijke uitgaven van grieksche, romeinsche en italiaansche klassieken van haar persen gekomen waren. Vergel. Renouard, Annales de Vimprimerie des Aldes (3de dr., Parijs 1834); Schück, Aldus Manalius und seine Zeitgenossen (Berl. 1862); Goldsmid, A bibliographical sketch of the Aldine Press at Venice (3 dln., Edinburg 1887). Een lijst van alle echte Aldijnsche drukken vindt men in het 1ste dl. van Ebert’s Bibliographisches Lexikon (Leipz. 1821).