1) Zuidelijk gedeelte van het vasteland van Azië en van het groote z.o. schiereiland Achter-Indië. Het is n.-waarts met Siam verbonden door de landengte van Kra, wordt begrensd ten o. door de golf van Siam en de Chineesche zee, ten w. en ten z. door de straat van Malakka.
De grootte van het schiereiland is 2700 Q mijlen. Het zuidelijk gedeelte wordt verdeeld in een menigte kleine inheemsche staten, waarvan de voornaamste zijn: Perak, Dsjohore, Pahang, Kalattan, Rumboroe en Tringanu, benevens de Britsche koloniën Malakka en Naning en de prov. Wellesley. Het noordelijk deel tot aan de straten Ligor en Quedah wordt tot Siam gerekend. Over geheel het binnenland loopt van n. tot z. een bergketen, die zich van 1000 tot 2000 m. verheft, maar in hoogte afneemt, hoe meer men het zuiden nadert. De bodem is vruchtbaar, voornaamste voortbrengselen zijn: notemuskaat, kruidnagelen, tabak, koffie, gom en caoutchouc, kostbare harsen, ook ivoor, hoorn, tin en goud.
Rijst en graan wordt niet in toereikende hoeveelheid verbouwd en moet uit Bengalen en Sumatra aangevoerd worden. Het dierenrijk wordt vertegenwoordigd door tijgers, luipaarden en olifanten, ook rundvee wordt er gevonden. Handel wordt voornamelijk gedreven met de engelsche en nederlandsche koloniën en voorts met Siam en China. De bevolking bestaat hoofdzakelijk uit Maleiers en Siameezen. De voornaamste plaatsen zijn: Malakka, Quedah, Salangore, Dsjohore, Patani en Pahang.2) M. of Malakka-en-Naning, een der engelsche „Straits’-Settlements” of koloniën aan de straat van Malakka. De bodem is golvend; de grond is nabij de kust vruchtbaar, het binnenland is dit niet en Naning heeft alleen waarde door de tinmijnen. Voornaamste voortbrengselen: kokosnoten, peper, notemuscaat, kruidnagelen en ivoor en stofgoud.
3) Zeehaven en hoofdplaats van de engelsche kolonie Straits’-Settlements. aan de rivier Malakka, n.w. Singapore. De handel is niet van eenige beteekenis, daar Singapore bijna allen handel in de straat van Malakka in handen heeft. De stad, die omstreeks 1252 door Maleiers gesticht moet zijn, werd in 1511 door de Portugeezen ingenomen, die. haar in 1641 aan de Nederlanders moesten afstaan; in 1795 kwam de stad aan de Engelschen, die haar behielden tot 1818, toen Malakka opnieuw aan de Nederlanders kwam tot 1824, in welk jaar dezen haar met het bijbehoorend gebied voor het toenmaals engelsche Benkoelen op Sumatra verruilden.
4) Straat van M., straat tusschen het schiereiland Malakka en het eiland Sumatra, verbindt de Chineesche zee met den Indischen oceaan. De lengte bedraagt 160 uur, de breedte 8 uur. Men vindt daaraan de engelsche koloniën Singapore, Malakka, Penang, en de steden Quedah, Dell en Battara. De straat bevat een groot aantal eilanden.