Duitsch scheikundige, geb. 19 Äug. 1830 te Varel in Oldenburg, was laatstelijk hoogl. te Tübingen en overl. 13 April 1895; in een tweetal verhandelingen: Die Gase des Blutes (Gött. 1857) en De sanguine oxydo carbonico infecto (Breslau 1858) toonde hij aan dat bij het ademhalingsproces het bloed de zuurstof niet opneemt door middel van eenvoudige oplossing, gelijk men toen nog algemeen aannam, maar dat die opneming op de scheikundige verwantschap van de kleurstof des bloeds tot de zuurstof berust, en dat door het opnemen van kooloxyd (kolendamp) de bloedkleurstof ongeschikt wordt om de zuurstof aan zich te binden. Van zijn overige werken moeten vermeld: Die modernen Theorien der Chemie (1864, 6de dr. 1896), Die Atomgewichte der Elemente aus den Originalzahlen neu berechnet (met K.
Seubert, Leipz. 1883).