of zuil, in de bouwkunst: een cylindervormig, op zichzelf staand, van boven dunner toeloopend steunsel van een gebouw. De tempels waren vermoedelijk de eerste gebouwen, bij welke men buiten de vier muren uitstekende daken aanbracht, die steunsels behoefden.
Daartoe werden in Griekenland eerst boomstammen gebezigd, in Egypte en Indië zuilen, uit ruwe op elkaar gestapelde steenblokken bestaande. Later werden het kolommen in bevalligen slanken vorm. Iedere K. bestaat uit drie doelen, namelijk de basis, de schacht en het kapiteel Deze zijn zeer verschillend in hun onderlinge verhouding, gelijk ook de schachten zelven gegroefd of ongegroefd kunnen zijn, terwijl de kapiteelen verschillende ornamenten hebben. Dorische kolom, zie Doris, Corinthische kolom, zie Corinthia.