Trochilidae, familie van kleine vogels, van de groep der dunsnaveligen, met uitsluitend amerikaansche soorten. Wegens hun kleinheid en kleurenpracht zijn het gezochte pronkvogels.
Men kent reeds omstreeks 400 soorten, waarvan één ’n lengte van 20 centim. bereikt, terwijl de overigen veel kleiner zijn; het kleinst is Trochilus minimus, het vliegen- of muggenvogeltje, die slechts Zll2 centim. lang en 11/% gram zwaar is. Het zijn allen snelvliegende vogels, wier dun snaveltje den vorm heeft van een buisje; de tong, die ver kan worden uitgestoken, is aan het einde tweespletig, en is zoodoende tegelijk een tast- en een grijporgaan; daarmee vangen de diertjes insecten van den bodem der bloemen waarboven zij klapwiekend rondzweven. Bij de splitsing dezer familie in geslachten (Trochilus, Melissuga, Rhampodon, Oreotrochilus, Rhamphomicron, Calypte, Eutoxeres, Cynanthus, Chrysolampis, Eulampis, Topaza, Lophornis, Oxypogon, Docimastes) gaat men hoofdzakelijk uit van de gedaante van den snavel.