zeehanen, poonen, groep van schildwangige visschen met breeden, beenig gepantserden en met ruwe uitsteeksels bezetten kop, slanken, met kleine schubben bedekten romp en zeer groote borstvinnen, vóór welke bij de meeste eenige (2—8) vrije stralen staan, die zich als even zoovele vingers vertoonen, en waarmee de K. zich over den bodem van het water kruipend kunnen voortbewegen. Op hun breede borstvinnen kunnen zij zich zwevende boven het water verheffen, zoodat zij tot de z.g. vliegende visschen behooren.
Hun nederlandsche naam zijn zij verschuldigd aan het knorrend geluid dat deze visschen maken wanneer zij het water verlaten en hetwelk ontstaat door het ontwijken van lucht uit de zwemblaas door de open luchtbuis. Onder het 40-tal soorten in de tropische en gematigde zeeën is de gewone knorhaan, Trigla hirundo, de bekendste; hij komt ook op onze kusten voor, evenals de kleinere Trigla gurnardus; eerstgenoemde ziet men vaak in aquaria. Een der fraaiste soorten is de amerikaansche knorhaan, Prionotus tribulus. Zie ook de artt. Cataphracti en Triglini.