de plechtige verklaring, dat men zich zal onderwerpen aan de voor het kloosterleven voorgeschreven regels; in engeren zin de gelofte van gehoorzaamheid (aan den kloosterregel en de bevelen der oversten), van kuischheid (ongehuwd blijven en zich onvoorwaardelijk onthouden van elke geslachtelijke gemeenschap) en van armoede (afstand van alle privaat bezit). Behalve deze drie geloften hebben enkele orden er nog andere, zooals die van zwijgen bij de Karthuizers, van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan den paus bij de professen der Jezuïeten, enz.
Het verbreken der K. werd vroeger zeer zwaar, zelfs met den dood gestraft, docb het concilie van Trente bedreigt slechts met zware kerkelijke straffen. De K. worden, tenzij de staatswetten het anders bepalen, voor het leven afgelegd. '
