Gepubliceerd op 23-02-2021

Karl adolf menzel

betekenis & definitie

duitsch geschiedschrijver, geb. 7 Dec. 1781 te Grünberg, studeerde te Halle eerst in de theologie, vervolgens in de philosophie, Philologie en vooral geschiedenis, werd 1809 professor, 1814 prorector aan het Elisabethanum te Breslau en bibliothecaris der Rhedigersche bibliotheek; in 1824 tot consistoriaal- en schoolraad benoemd, nam hij met Paschen 1855 zijn ontslag en overl. 19 Aug. 1855 te Grünberg. M. schreef: Geschichte Schlesiens (3 dln., Breslau 1808—11), Geschichte der Deutschen (8 dln., aid. 1815—23), Geschichte unserer Zeit seit dem Tode Friedrichs 11. (3de dr., 3 dln., Berlijn 1829) en vooral Neuere Geschichte der Deutschen von der Reformation bis zur Bundesakte (12 dln., Breslau 1826—18; 2de dr., 6 dln., 1854—56), die uit grondige bronnenstudie ontstond en vooral de kerkelijke bewegingen van het volksleven behandelt.

Buitendien zette hij ook Becker’s Weltgeschichte voort. Uit zijn nalatenschap werd door Wuttke uitgegeven Religion und Staatsidee in der vorchristlichen Zeit (met een biographie van M,, Leipz. 1872).

< >